ECLI:NL:GHAMS:2018:17

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
200.217.304/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek van klager tegen beslissing kamer voor het notariaat inzake klacht tegen notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een herzieningsverzoek van klager, die eerder een klacht had ingediend tegen een notaris. De kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch had op 15 mei 2017 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herziening van een eerdere beslissing van 21 september 2015. Klager had in zijn beroepschrift aangevoerd dat de kamer ten onrechte had vastgesteld dat hij zijn klacht had ingetrokken, en dat er geen akkoord was van de bank met betrekking tot de verkrijging van de ouderlijke woning. Het hof heeft de procedure opnieuw in volle omvang behandeld en vastgesteld dat de voorwaarden voor herziening niet waren vervuld. Het hof oordeelde dat klager de stellingen die hij nu naar voren bracht, in het eerdere hoger beroep had kunnen aanvoeren. Het hof heeft de bestreden beslissing van de kamer vernietigd, maar het herzieningsverzoek van klager afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.217.304/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2016/63
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 januari 2018
inzake
mr. drs. [naam],
wonend te [plaats],
appellant.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 13 juni 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 mei 2017.
1.2.
Daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, heeft notaris mr. [naam] (hierna: de notaris) op 23 juni 2017 een reactie (met bijlage) bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2017. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager heeft ter zitting nog aanvullende producties in het geding gebracht. Gezien de geringe omvang van deze producties (slechts drie pagina’s), het feit dat deze stukken (voor een deel) reeds bij het hof bekend zijn en het feit dat de notaris tegen overlegging van die stukken ter zitting geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het hof die stukken aan het dossier toegevoegd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De procedure

3.1.
Op 9 september 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris wegens het onzorgvuldig handelen als vereffenaar bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader.
3.2.
De kamer heeft in aanwezigheid van klager en de notaris de klacht mondeling behandeld op 16 maart 2015. Ter zitting is de verdere behandeling van de zaak aangehouden teneinde klager en de notaris in staat te stellen overleg te plegen met een bij het geschil tussen klager en de notaris betrokken derde partij, te weten [naam bank] (hierna: de bank).
3.3.
Bij beslissing van 21 september 2015 (ECLI:NL:TNORSHE:2015:28) heeft de kamer (klager in) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. In deze beslissing staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“1.7. Bij brief van 12 juni 2015 heeft de notaris de kamer bericht dat het overleg met [de bank] resultaat heeft gehad en dat [de bank] onder voorwaarden bereid gevonden was mee te werken aan een regeling/oplossing.
1.8.
Bij brief van 8 juli 2015 heeft de kamer de notaris en [klager] bericht voorshands van oordeel te zijn dat, gelet op het verhandelde ter zitting, de klacht als ingetrokken dient te worden beschouwd, nu een regeling met [de bank] kennelijk mogelijk is gebleken.
1.9.
In reactie hierop heeft klager de kamer bij e-mail verzocht uitspraak te doen.
(..)
2.3.
Vaststaat dat klager ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kan worden beschouwd indien [de bank] instemt met een verkrijging door hem van de woning die onderdeel uitmaakt van deze nalatenschap.
2.4.
Voorts is vast komen te staan dat [de bank] inmiddels heeft ingestemd met deze verkrijging door klager.
2.5.
Uit artikel 99, lid 16, Wna volgt dat verdere behandeling van een klacht, na intrekking daarvan door de klager, slechts aan de orde kan zijn indien het algemeen belang dit naar het oordeel van de kamer vordert of indien de beklaagde notaris schriftelijk verklaart voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.
2.6.
Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken van een algemeen belang dat voortzetting van de behandeling vordert. De notaris heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, evenmin om voortzetting van de behandeling van de klacht verzocht.
2.7.
Er is derhalve geen wettelijke grond voor voortzetting van de behandeling van de klacht. (..) Los van het vorenstaande heeft klager ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zijn intrekking van de klacht ter zitting in twijfel kunnen trekken of van dusdanige ernst/gewicht zijn, dat voortzetting van de klacht geboden is. Dit alles leidt ertoe dat door het intreden van de voorwaarde onder 2.3. bedoeld de kamer de klacht als definitief ingetrokken beschouwt.”
3.4.
Op 1 december 2015 heeft klager tegen voormelde beslissing van de kamer hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 14 juni 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:2340) heeft dit hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wegens overschrijding van de appeltermijn.
3.5.
Klager heeft de kamer bij brief van 18 juli 2016 verzocht om herziening van de beslissing van 21 september 2015.
3.6.
Bij brief van 11 september 2016 heeft klager het hof verzocht om herziening van de beslissing van 14 juni 2016. Het hof heeft dit verzoek bij brief van 13 oktober 2016 afgewezen.
3.7.
Bij de bestreden beslissing van 15 mei 2017 heeft de kamer klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van 21 september 2015.

4.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

De mogelijkheid van het instellen van hoger beroep tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek (ongeacht of door de kamer daarop inwilligend dan wel afwijzend is beslist) heeft het hof reeds aanvaard in eerdere beslissingen (ECLI:NL:GHAMS:2015:1089 en ECLI:NL:GHAMS:2017:2505). Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn hoger beroep.

5.Herzieningsverzoek

5.1.
Klager heeft verzocht om herziening van de beslissing van de kamer van 21 september 2015.
5.2.
Volgens klager is in die beslissing ten onrechte vermeld dat hij ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kon worden beschouwd als de bank instemde met een verkrijging door klager van de ouderlijke woning. Er is slechts afgesproken dat de behandeling van de zaak zou worden aangehouden, aldus klager.
5.3.
Verder is volgens klager ten onrechte in de beslissing van 21 september 2015 opgenomen dat de bank heeft ingestemd met een verkrijging door klager van de ouderlijke woning. Naar de mening van klager was er geen akkoord van de bank. Gezien het feit dat er op 22 oktober 2015, 12 november 2015 en 4 februari 2016 (volgens de stukken) geen akkoord was, was er derhalve vóór de uitspraak op 21 september 2015 ook geen akkoord. Het is bovendien de notaris geweest die niet aan de voorwaarden van de bank heeft voldaan, aldus klager.
5.4.
Klager concludeert dat de vaststelling van de intrekking van de klacht door de kamer nooit zou hebben plaatsgevonden, als de kamer van het bovenstaande op de hoogte was geweest.

6.Standpunt van de notaris

De notaris heeft aangevoerd dat hetgeen door klager is aangevoerd geen reden is voor herziening. Volgens de notaris probeert klager feitelijk voor een tweede keer in hoger beroep te gaan in dezelfde zaak. De wet biedt daartoe echter niet de mogelijkheid en die mogelijkheid is ook niet anderszins aanvaard, aldus de notaris.

7.Beoordeling

Gang van zaken eerste aanleg
7.1.
Klager maakt in zijn beroepschrift bezwaar tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Dit bezwaar van klager behoeft, wat overigens ook zij van de gegrondheid ervan, naar het oordeel van het hof geen nadere bespreking, aangezien het hof de zaak (meer in het bijzonder het herzieningsverzoek van klager) opnieuw in volle omvang behandelt.
Herzieningsverzoek van klager
7.2.
Allereerst merkt het hof het volgende op. Het verzoek tot herziening is ingediend door klager bij de kamer en daaraan staat niet in de weg dat hij van die beslissing nog hoger beroep heeft ingesteld. Immers, wegens termijnoverschrijding is klager niet ontvangen in dat hoger beroep en heeft het hof niet verder over de zaak beslist.
7.3.
Het hof overweegt verder als volgt. Volgens vaste rechtspraak van dit hof (zie onder andere ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6394, ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2559 en ECLI:NL:GHAMS:2016:5292) kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
Deze vereisten zijn cumulatief.
7.4.
Daarnaast geldt dat de beslissing in kracht van gewijsde moet zijn gegaan en voorts dat het verzoek tot herziening dient te worden gedaan binnen een redelijke termijn na het bekend worden bij verzoek(st)er van de (nieuwe) feiten of omstandigheden, terwijl het verzoek eveneens zal moeten voldoen aan het bepaalde in artikel 107 lid 2 van de Wet op het notarisambt.
7.5.
Hetgeen klager heeft aangevoerd ziet niet op feiten of omstandigheden die voldoen aan de strikte onder 7.3. genoemde voorwaarden. Met de kamer is het hof van oordeel dat klager voormelde stellingen in hoger beroep aan de orde had kunnen stellen. De omstandigheid dat klager vanwege het niet tijdig instellen van het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep, komt voor zijn rekening en risico. Gezien het vorenstaande dient het herzieningsverzoek van klager - anders dan de kamer heeft beslist - te worden afgewezen.
7.6.
Hetgeen klager verder nog naar voren heeft gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
7.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- wijst het herzieningsverzoek van klager af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2018 door de rolraadsheer.