ECLI:NL:GHAMS:2018:1662
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing vordering verlenging gevangenhouding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2018. De rechtbank had de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte afgewezen. De officier van justitie heeft op 14 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de verdediging aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het niet in hoger beroep is gegaan tegen de eerdere toewijzing van de gevangenhouding voor 30 dagen. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie te laat was met zijn appel en daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering. Het hof heeft deze stelling verworpen en geoordeeld dat het openbaar ministerie binnen de wettelijke termijnen de verlenging van de gevangenhouding voor 60 dagen kon vorderen. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de gevangenhouding toegewezen, omdat er voldoende ernstige bezwaren waren voor de feiten die in de vordering inbewaringstelling waren vermeld. De beslissing van het hof was om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de vordering tot verlenging van de gevangenhouding toe te wijzen voor de duur van 60 dagen.