2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak onder 1 tot en met 12 de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser, geboren op [geboortedatum] , is gehuwd.
2. Eiser heeft op 1 juli 2014 voor het jaar 2013 aangifte ib/pvv gedaan. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 1.393.466 en bestaat uit een inkomen uit werk en woning van € 200.909, een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.155.528 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 37.029.
3. Conform de ingediende aangifte ib/pvv 2013 is met dagtekening 25 juli 2014 een voorlopige aanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van € 122.707.
4. De primitieve aanslag ib/pvv 2013 met dagtekening 14 april 2015 is opgelegd conform de ingediende aangifte.
5. In zijn bezwaarschrift van 21 mei 2015 gericht tegen de primitieve aanslag verzoekt eiser het belastbaar inkomen uit werk en woning te verminderen tot € 195.191 in verband met onderhoudskosten van een monumentenpand. Eiser heeft daarnaast op 27 mei 2015 via een herziene aangifte een verzoek gedaan om de primitieve aanslag te verminderen naar een verzamelinkomen van € 907.297, bestaande uit een inkomen uit werk en woning van
€ 198.601, een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 684.252 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 24.444.
6. Bij brief van 11 augustus 2015 heeft verweerder eiser meegedeeld hem niet tegemoet te kunnen komen als het gaat om aftrek van onderhoudskosten van een monumentenpand, nu eiser niet gereageerd heeft op het informatieverzoek van verweerder. Verweerder heeft voorts meegedeeld akkoord te kunnen gaan met de door eiser verzochte (her)verdeling van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen.
7. Eiser heeft op 13 augustus 2015 opnieuw een herziene aangifte (elektronisch) ingediend. Hij verzoekt hierin het verzamelinkomen vast te stellen op € 1.387.949, bestaande uit een inkomen uit werk en woning van € 195.392, een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.155.528 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 37.029. Eiser heeft daarnaast op 14 augustus 2015 nadere stukken gestuurd aan verweerder, die op 19 augustus 2015 door verweerder zijn ontvangen.
8. Verweerder heeft de primitieve aanslag verminderd via een verminderingsbeschikking met dagtekening 28 augustus 2015. Hierin is het verzamelinkomen vastgesteld conform het verzoek van 27 mei 2015, met uitzondering van de gevraagde aftrek wegens onderhoudskosten van een monumentenpand. Het vastgestelde verzamelinkomen bedraagt € 912.815. De teruggave bedraagt € 121.001 (inclusief € 1.093 aan belastingrente).
9. Bij verminderingsbeschikking van 4 september 2015 heeft verweerder naar aanleiding van de op 19 augustus 2015 ontvangen stukken alsnog de gevraagde aftrek van onderhoudskosten volledig gehonoreerd. Het verzamelinkomen is vastgesteld conform het verzoek van eiser van 27 mei 2015. De teruggave is verhoogd met € 3.003 en bedraagt € 124.004 (inclusief € 1.123 aan belastingrente).
10. Naar aanleiding van het verzoek van eiser van 13 augustus 2015 heeft verweerder met dagtekening 24 oktober 2015 eiser een navorderingsaanslag opgelegd. Het verzamelinkomen bedraagt conform dit verzoek € 1.387.948. Het op deze navorderingsaanslag te betalen bedrag is € 126.750 (inclusief € 6.721 aan belastingrente).
11. Bij brief van 26 oktober 2015 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en de daarbij vastgestelde beschikking belastingrente en daarbij verzocht de belastingrente te verminderen met € 5.598.
12. Verweerder heeft bij zijn uitspraak van 26 mei 2016 het bezwaar tegen de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente ongegrond verklaard.”