Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.2. Feiten
Koopovereenkomst
f 36.000. In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:
Artikel 1AANVANG EN EINDE VAN DE PACHT(…)
Deze pachtovereenkomst is een voortzetting (…) van de overeenkomst welke pachter had aangegaan met de Staat (…).
De pacht is ingegaan op 1 november 1996 en eindigt op 31 oktober 2002.
(…)
Artikel 21VERLENGING1. Deze pachtovereenkomst wordt telkens van rechtswege met zes jaren verlengd.
2. Verlenging vindt niet van rechtswege plaats, wanneer een van de partijen niet eerder dan drie jaren doch uiterlijk één jaar of in bijzondere gevallen uiterlijk zes maanden voor het einde van de lopende pachtovereenkomst aan de wederpartij bij deurwaardersexploot of bij aangetekende brief heeft kennis gegeven dat zij verlenging niet wenst.
(…)
Aldus overeengekomen en getekend (…) op .. februari 1999.”
In aanmerking nemende:dat de maten een voorovereenkomst van maatschap zijn aangegaan zoals geregistreerd 6 maart 2001;
dat de maten de overeenkomst nader schriftelijk wensen vast te leggen, zodat de opgemaakte akte geacht wordt van kracht te zijn met ingang van 1 januari 2001.
Zijn overeengekomen als volgt:(…)
Artikel 3 Duur1 De maatschap is aangegaan op 1 januari 2001 en geldt voor onbepaalde tijd.
2 Ieder van de maten heeft het recht de maatschap door opzegging te beëindigen, mits deze opzegging geschiedt bij deurwaardersexploot of aangetekend schrijven, dan wel door de maten gezamenlijk schriftelijk wordt geconstateerd.
(…)
Artikel 4 Inbreng(…)
landerijen waarvan maat 2 het gebruik en genot ingebracht heeft. Er staat geen vergoeding tegenover het eerste recht van pacht. De pachtprijs wordt alsdan op reguliere wijze vastgesteld.
Artikel 15 Voortzetting
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te (…) op 27 december 2001.”
€ 1.021.006 bedraagt € 728.994. Dit verschil is door de inspecteur bij het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning geteld.
3.3. Geschil in hoger beroep
4.4. Beoordeling van het geschil
Het verschil tussen de waarde op de openingsbalans van belanghebbende en de waarde – na het overlijden van [naam 2] – bij vervreemding van de gronden in 2010 behoort tot de winst van belanghebbende van dat jaar.
De inspecteur baseert dit percentage op een nota “Waardering van verpachte gronden in box 3 belastingjaar 2010” van de Belastingdienst (verweerschrift in beroep, bijl. 12) en op de leeftijd van [naam 2] bij het aangaan van de maatschap met belanghebbende. Daarbij is de inspecteur ervan uitgegaan dat het door hem toegepaste afwaarderingspercentage ook per 1 januari 2001 geldt.
Vaststaat voorts dat belanghebbende en [naam 2] ervoor hebben gekozen om het akkerbouwbedrijf per 1 januari 2001 in maatschapsverband te gaan drijven.
De gronden zijn vanaf genoemde datum tot het (buitenvennootschappelijk) ondernemingsvermogen van belanghebbende gaan behoren. Daarvoor behoorden de gronden tot het privé-vermogen van belanghebbende. Het recht op gebruik en genot van de gronden is, zoals blijkt uit artikel 4 van de maatschapsovereenkomst, door belanghebbende in de maatschap ingebracht. Op deze wijze is het (mede) door [naam 2] gedreven akkerbouwbedrijf verzekerd van het voortgezette gebruik van de gronden.
De wijze van beëindiging van de pachtovereenkomst, zoals hiervoor is overwogen: zonder vergoeding voor [naam 2] , sluit daar op aan.
Het Hof volgt partijen in hun standpunt dat de maatschap per 1 januari 2001 is aangegaan.
Met dit op de gronden rustende recht van gebruik en genot dient bij de waardering van de gronden op de openingsbalans van belanghebbende rekening te worden gehouden. Daarbij zijn in het bijzonder de navolgende elementen van de maatschapsovereenkomst van belang:
- Indien de maatschap ontbonden wordt verkrijgt [naam 2] het eerste recht van pacht van de gronden. Daar staat dan geen vergoeding tegenover en de pachtprijs wordt alsdan op reguliere wijze vastgesteld (artikel 4 maatschapsovereenkomst);
- Tijdens de looptijd van de maatschap is het belanghebbende niet toegestaan (onder meer) het in de maatschap ingebrachte recht op het gebruik en genot van de gronden aan de maatschap te onttrekken (artikel 5 maatschapsovereenkomst);
- Indien de maatschap ontbonden wordt verkrijgt [naam 2] het recht om het akkerbouwbedrijf voort te zetten (artikel 15 maatschapsovereenkomst);
- Indien belanghebbende de gronden bij ontbinding van de maatschap aan [naam 2] ter overname aanbiedt, dan heeft [naam 2] het recht deze gronden tegen de waarde in verpachte staat te kopen (artikel 15 maatschapsovereenkomst).
Overigens constateert het Hof dat de terbeschikkingstelling van de gronden ten dienste van het akkerbouwbedrijf vanaf 1 januari 2001 is voortgezet, zij het in een gewijzigde juridische vorm.
De uitspraak van de rechtbank dient op deze grond te worden vernietigd.
Bij het opleggen van de in geschil zijnde aanslag heeft de inspecteur zich genoodzaakt gezien een schatting te maken van het effect van het gebruiksrecht op de waarde van de gronden op de openingsbalans van belanghebbende. Daarbij heeft de inspecteur zich naar het oordeel van het Hof terecht op het standpunt gesteld dat die waarde overeenkomt met de waarde in verpachte staat dan wel daarvan in slechts geringe mate afwijkt. Immers uit de maatschapsovereenkomst volgt dat de gronden, behoudens een bedrijfsbeëindiging door [naam 2] , hetzij in maatschapsverband aan het akkerbouwbedrijf ter beschikking worden gesteld, hetzij – in geval van ontbinding van de maatschap – slechts tegen de waarde in verpachte staat zouden kunnen worden vervreemd. Immers, indien belanghebbende bij ontbinding van de maatschap de gronden te koop aanbiedt en [naam 2] in dat geval zijn recht om de gronden tegen de waarde in verpachte te kopen niet uitoefent (artikel 15 maatschapsovereenkomst), heeft hij – zonder dat daar een vergoeding tegenover staat – bij ontbinding van de maatschap het eerste recht van pacht van de gronden tegen een op reguliere wijze vast te stellen prijs (artikel 4 maatschapsovereenkomst). Bovendien is de positie van [naam 2] verstevigd doordat uit de maatschapsovereenkomst volgt dat het in de maatschap ingebrachte recht op gebruik en genot van de gronden daaraan niet vóór de ontbinding van de maatschap kan worden onttrokken (artikel 4 maatschapsovereenkomst).
Gelet op de leeftijd van [naam 2] op 1 januari 2001 is het niet onredelijk er naar dat tijdstip vanuit te gaan dat hij die activiteiten nog geruime tijd zou voortzetten.
Het hoger beroep is derhalve gegrond. Het Hof zal de uitspraak van de rechtbank vernietigen en, doende wat de rechtbank had behoren te doen, het beroep ongegrond verklaren.
5. Kosten
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, en
- verklaart het beroep ongegrond.