ECLI:NL:GHAMS:2018:1422

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
17/00332
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechten en vrijstelling voor etidroninezuur in waterige oplossing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] Ltd. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de vraag of een waterige oplossing van etidroninezuur, bestaande uit 60% etidroninezuur en 40% water, in aanmerking komt voor vrijstelling van douanerechten op basis van de Europese regelgeving. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had eerder een bindende tariefinlichting verstrekt, maar deze werd ingetrokken. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de aanwezigheid van water in de oplossing niet als een residuele onzuiverheid kan worden aangemerkt en dat het product niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van douanerechten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De relevante wet- en regelgeving, waaronder de Gecombineerde Nomenclatuur en de Pharma-GATT-overeenkomst, werden in de beoordeling betrokken. De uitspraak benadrukt dat de vrijstelling van douanerechten strikt moet worden geïnterpreteerd en dat mengsels van etidroninezuur en water niet als zuiver etidroninezuur kunnen worden gekwalificeerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 17/00332
19 april 2018
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] Ltd.te [plaats] (India), belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland in de zaak met kenmerk HAA 15/5274 (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft op 10 maart 2015 aan belanghebbende een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) (BTI-Referentie NL RTD-2015-0096) verstrekt tot indeling van het in geding product onder goederencode 2931 90 50 00 2500. Bij beschikking van 18 mei 2015 is de BTI ingetrokken.
1.2.
Bij uitspraak van 30 oktober 2015 is het bezwaar van belanghebbende tegen vorenbedoelde intrekking afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 22 mei 2017 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 4 juli 2017 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief 10 augustus 2017 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft bij brieven van 22 september 2017 en 13 maart 2018 nadere stukken ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2018. Namens belanghebbende zijn verschenen [naam] (Jt. Managing Director van belanghebbende) en haar gemachtigden, K. Winters en A.J.C. Lindsen (Deloitte). Namens de inspecteur zijn verschenen mr. U. Gürsültür, mr. K.M. Chung, S.N. Bijvoets en dr. M.E. Zwaagstra (douanelaboratorium). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Etidroninezuur is een organophosphonaat met multifunctionele eigenschappen, dat wordt gebruikt als farmaceutisch bestanddeel en als efficiënte stabilisator voor op peroxide gebaseerde cosmetische preparaten. Het product waarop de bti betrekking heeft (hierna: het product), is een waterige oplossing van ongeveer 60% actieve bestanddelen etidroninezuur en 40% water. Het product wordt op de markt gebracht onder de naam Aquacid-105EX / Aquacid-105NS / Aquacid-105CG / Aquacid-105EXSP .”
2.2.
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof duidt het door de rechtbank beschreven product in het hiernavolgende mede aan als “het product”.
2.3.
In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof de volgende feiten vast.
2.4.
In het van de zitting opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:

Dr. Zwaagstra(
Hof: scheikundige van het Douanelaboratorium) verklaart – zakelijk weergegeven – in eerste en tweede termijn mede op vragen van het Hof als volgt:
Het Hof refereert aan het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank. Ik heb toen onder andere verklaard: “
In het laboratorium trok het product in het potje geen water aan. Een ion wordt afgestaan aan water. Als het potje opengaat dan zal het product vocht aantrekken. Tijdens onze experimenten kwam de hoeveelheid vocht in de buurt van de verhouding 40/60. Ik ben zelf niet betrokken geweest bij de experimenten. In het potje zit etidroninezuur monohydraat”. Het Hof vraagt mij waar de inhoud van het potje vandaan komt en wat de experimenten precies inhielden. Ik heb vorenbedoeld potje weer meegenomen; het is zelf ingekocht etidroninezuurmonohydraat. Dat is een andere stof dan het product dat in geschil is. Etidroninezuurmonohydraat bevat, anders dan etidroninezuur, per molecuul één watermolecuul, dat is opgenomen in het kristalrooster (zgn. ‘kristalwater’). Met één watermolecuul is het etidroninezuurmonohydraat nog steeds een witte vaste stof, net als etidroninezuur zonder water. Het etidroninezuurmonohydraat heeft dezelfde eigenschappen als etidroninezuur en kan daarom prima voor experimenten worden gebruikt, in plaats van etidroninezuur. Etidroninezuurmonohydraat trekt, net als etidroninezuur, water aan. Dat gebeurt als het deksel open gaat en de omgeving vochtig is. Maar als het deksel dicht blijft, dan blijft de stof vast. Ik ben het dan ook niet eens met de stelling van belanghebbende dat het hygroscopisch karakter van de stof dermate sterk is dat het bij vervoer altijd in opgeloste vorm aankomt. Als het luchtdicht wordt afgesloten dan komt de stof, ook vanuit India, in vaste vorm aan. Er zijn twee experimenten gedaan met een gewogen hoeveelheid stof; één in een droge kamer en één in een vochtige. Bij het eerste experiment is geen gewichtstoename gemeten, waaruit blijkt dat geen water was opgenomen. Bij het tweede experiment werd de inhoud van het potje vloeibaar doordat het etidroninezuur oploste in het aangetrokken water; er was sprake van een gewichtstoename van 40 procent door het aangetrokken vocht.”
2.5.
In haar hogerberoepschrift heeft belanghebbende de volgende tekst van het verslag van de 22e vergadering van het Comité douanewetboek, afdeling tarief en statistieknomenclatuur, sector landbouw/chemie (gehouden op 9 en 10 december 2009) aangehaald, betreffende de stof (INN) povidon:

5.4. Information on the tariff classification of an aqueous solution of povidone (INN).
The Chairman summarised the topic and informed the Committee about recent developments.
In the framework of the negotiations concerning the 4th revision of the Pharma-GATT Agreement a meeting has taken place at the WTO in Geneva. At this meeting the question was raised if INN covered by the Agreement, but presented in solution should benefit from duty-free treatment. A simple strategy was favoured according to the representatives: if a product is included in the Agreement, it should be granted duty-free treatment. Emphasis was placed on the importance of the thorough preparation of any revision. As a specific example, 20-30% of povidone (INN) in aqueous solution was brought to the attention of the representatives. According to their reactions a presentation of a product covered by the Agreement in solution was not considered to be sufficient to limit the scope of the Agreement. Upon request other representatives did not face similar cases.
Consequently, duty-free treatment should be granted for 20-30% of povidone (INN) in aqueous solution. The file is considered as closed.”
2.6.
In zijn verweerschrift heeft de inspecteur de volgende tekst van het verslag van de 44e vergadering van het Comité douanewetboek, (gehouden op 22 oktober 2010) aangehaald:
“5.2.
Information on the application of het “Pharma-GATT Agreement” on products bearing an International Nonpropreitary Name for Pharmaceutical Substances (INN) in solution and/or with additives.
The Chairman introduced the issue and presented the current official position reached among the Commission services based on the outcome of negotiations with the participants of the international arrangement:
“In order to guarantee a consistent and uniform application of the Pharma arrangement and its revisions, and until and unless a different conclusion is reached among the participants to the Pharma arrangement, it is recommended for the moment not to provide duty-free treatment for the cases in which covered substances bearing an INN are imported in mixtures or solutions.”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het product op grond van het eerste deel, titel II, deel C, punt 1, sub i, van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014, in aanmerking komt voor vrijstelling.
Niet in geschil is dat het product dient te worden ingedeeld in GN-onderverdeling 2931 90 50 (etidroninezuur (INN) (1-hydroxyethaan-1,1-difosfonzuur) en zouten daarvan).
Partijen houdt meer in het bijzonder verdeeld of de omstandigheid dat het product voor 40% bestaat uit water en slechts voor 60% uit etidroninezuur, in de weg staat aan de toekenning van de door belanghebbende gewenste vrijstelling, die in bijlage I, derde deel, afdeling II, bijlage 3, bij Verordening nr. 2658/87 is toegekend aan de farmaceutische stof met de
internationale generieke benaming (INN) “etidroninezuur” en het CAS-nummer 2809-21-4.
3.2.
Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4.Relevante wet- en regelgeving

4.1.
Aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN (versie 2015) luidt als volgt:
“De posten van dit hoofdstuk hebben, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op:
a. geïsoleerde chemische welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten;
b. (…)
c. (…)
d. waterige oplossingen van de producten bedoeld onder a, b en c hiervoor.
(…)”
4.2.
Bijlage I, eerste deel, titel II, deel C, bij Verordening nr. 2658/87 luidt, voor zover hier van belang:
C. Farmaceutische producten
1. Vrijstelling van douanerechten wordt verleend voor de volgende categorieën farmaceutische producten:
1) de in bijlage 3 opgenomen farmaceutische stoffen die bekend staan onder de CAS RN (Chemical Abstracts Service Registry Numbers) en de internationale generieke benamingen (INN);
2) zouten, esters en hydraten van de met INN aangeduide stoffen, die aangeduid worden door een combinatie van de INN van bijlage 3 en de voor- of achtervoegsels van bijlage 4, mits deze producten kunnen worden ingedeeld onder dezelfde zescijferige GS-onderverdeling als de corresponderende INN;
(…)
4.3.
Bijlage I, derde deel, afdeling II (“Lijsten van farmaceutische stoffen die vrij van rechten kunnen worden ingevoerd”), bijlage 3, bij Verordening nr. 2658/87 luidt, voor zover hier van belang:
LIJST VAN DOOR DE WERELDGEZONDHEIDSORGANISATIE VASTGESTELDE INTERNATIONALE GENERIEKE BENAMINGEN (INN) VOOR FARMACEUTISCHE STOFFEN WAAROP GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING ZIJN
GN-code
CAS RN
Benaming
2931 90 50
2809-21-4
etidroninezuur
4.4.
Bijlage I, derde deel, afdeling II (“Lijsten van farmaceutische stoffen die vrij van rechten kunnen worden ingevoerd”), bijlage 4, bij Verordening nr. 2658/87 luidt, voor zover hier van belang:
LIJST VAN VOOR- EN ACHTERVOEGSELS DIE, IN COMBINATIE MET DE INN-NAMEN VAN BIJLAGE 3, DE ZOUTEN, ESTERS EN HYDRATEN VAN INN-NAMEN AANDUIDEN. OP DEZE ZOUTEN, ESTERS EN HYDRATEN ZIJN GEEN RECHTEN VAN TOEPASSING, MITS ZIJ ONDER DEZELFDE, MET ZES CIJFERS AANGEDUIDE GS-ONDERVERDELING VALLEN ALS DE OVEREENKOMSTIGE INN-NAAM
Er kunnen meerdere voor- en/of achtervoegsels in combinatie worden gebruikt (bv. hydrochloridefosfaat). Zij kunnen worden voorafgegaan door een multiplicatief voorvoegsel, zoals bi, bis, di, hemi, hepta, hexa, mono, penta, sesqui, tetra, tri, tris … (bv. diacetaat). Synoniemen en systematische namen mogen ook worden gebruikt, op dezelfde wijze.
(…)
Voor- of achtervoegsel
(voorkeursbenaming)
Synoniemen
Systematische naam, indien verschillend
Hydraat

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen en beslist (belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).
“9. Bij arrest van 17 februari 2011, Marishipping and Transport B.V., C-11/10, ECLI:EU:C:2011:91, heeft het Hof van Justitie voor recht verklaard:
“Bijlage I, eerste deel, titel II, deel C, punt l, sub i, bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij de verordeningen (EG) nrs. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 en 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002, moet aldus worden uitgelegd dat een op de lijst van stoffen in bijlage 3 in het derde deel van diezelfde bijlage I vermelde farmaceutische stof, waaraan andere, met name farmaceutische, stoffen zijn toegevoegd, niet meer in aanmerking kan komen voor de vrijstelling van douanerechten die van toepassing zou zijn geweest indien die stof zich in zuivere vorm had bevonden.”
10. Het product is een waterige oplossing van etidroninezuur. De rechtbank leidt uit de beschrijving van het productieproces en hetgeen partijen ter zitting hebben gesteld af dat aan het zuivere product etidroninezuur een andere stof is toegevoegd (water). Uit het onder punt 9. aangehaalde arrest volgt dat het product niet in aanmerking komt voor de vrijstelling van douanerechten omdat het zich niet in zuivere vorm bevindt. Dat het voor het vervoer en de verhandeling van het product voordelen heeft om etidroninezuur in 40% water op te lossen, zoals de rechtbank afleidt uit het ter zitting gestelde, doet hier niet aan af. Er is geen sprake van een residuele onzuiverheid zoals bedoeld in overweging 18 van het voornoemde arrest.
11. Zoals verweerder heeft gedemonstreerd, is het mogelijk om een hydraat van etidroninezuur in een pot te vervoeren en te verhandelen. Hydraten (maar ook zouten en esters) van etidroninezuur zijn eveneens vrijgesteld van douanerechten. Het standpunt van eiseres dat etidroninezuur als gevolg van het hygroscopische karakter alleen in een waterige oplossing bestaat en dat hieruit de conclusie moet worden getrokken dat het product is vrijgesteld, is dus niet juist reeds omdat het feitelijke grondslag mist. Het standpunt van eiseres dat gelet op aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN niet relevant is of het een waterige oplossing is of niet, faalt ook. Deze aantekening is relevant voor de GN-indeling. In deze zaak is de aanvullende TARIC-code en niet de GN-code in geschil.
12. Gelet op vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

6.Boordeling van het geschil

6.1.
In 1994 zijn door een aantal landen, waaronder de Europese Unie, in GATT-verband afspraken gemaakt om farmaceutische producten en grondstoffen, waaraan door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een internationale generieke benaming (INN) is toegekend, vrij te stellen van invoerrechten. Deze afspraken zijn neergelegd in een Record of Discussions van 25 maart 1994 (“Pharma GATT-Agreement”). Ter uitvoering van deze afspraken heeft de Europese Unie met ingang van 1 januari 1995 in bijlage I bij Verordening nr. 2658/87 voorzien in een vrijstelling voor farmaceutische producten waaraan een aldaar genoemde internationale generieke benaming (international nonproprietary name; INN) is toegekend door de WHO. Ten tijde van de afgifte en de intrekking van de BTI was in bijlage I, derde deel, afdeling II bijlage 3, bij Verordening nr. 2658/87 een “Lijst van door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde internationale generieke benamingen (INN) voor farmaceutische stoffen waarop geen rechten van toepassing zijn” opgenomen, waarin bij GN-code 2931 90 50 de stof met CAS-nummer 2809-21-4 en de INN-benaming “etidroninezuur” is vermeld. Niet in geschil is dat het onderwerpelijke product dient te worden ingedeeld onder GN-code 2931 90 50. Partijen houdt verdeeld of het product kan worden aangemerkt als het product dat wordt aangeduid met de internationale generieke benaming (INN) “etidroninezuur” en het CAS-nummer 2809-21-4.
6.2.
Belanghebbende heeft in hoger beroep haar door de rechtbank verworpen stellingen herhaald. Zij stelt zich op het standpunt dat uit aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN reeds voortvloeit dat etidroninezuur zich in een waterige oplossing mag bevinden, zonder dat dit aan de door haar gewenste vrijstelling in de weg staat. Daarnaast voert zij aan dat het product is te identificeren aan de hand van één CAS-nummer (2809-21-4) en dat voor dit CAS-nummer, blijkens Bijlage I, eerste deel, titel II, deel C, punt 1, sub 1, juncto bijlage 3 bij Verordening nr. 2658/87 (zie 4.2 en 4.3), een vrijstelling van toepassing is. In de derde plaats voert zij aan dat etidroninezuur sterk hygroscopisch is, waardoor het water aantrekt en blijft aantrekken tot dat de verhouding 40/60 (water/etidroninezuur) is bereikt; de aanwezigheid van water in het product staat daarom niet in de weg aan de vaststelling dat sprake is van zuiver etidroninezuur. Tot slot doet belanghebbende een beroep op het verslag van de 22e vergadering van het Comité douanewetboek (afdeling tarief- en statistieknomenclatuur, sector landbouw/chemie), waaruit blijkt dat dit comité in deze vergadering van oordeel was dat een waterige oplossing van 20 tot 30% povidon (ook een INN) wel in aanmerking komt voor de vrijstelling (zie 2.5).
6.3.
De inspecteur betwist dat aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN relevant is voor de beoordeling of het onderwerpelijke product voor vrijstelling in aanmerking komt. Hij verwijst ter zake naar onderdeel 5.36 van de conclusie van AG Van Hilten van 11 december 2008 in zaak 08/00403 (ECLI:NL:PHR:2009:BG9830), in welke zaak arrest is gewezen op 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9830 en waarin de vraag centraal stond of Chitosan waaraan (4%) conserveringsmiddel is toegevoegd, in aanmerking komt voor de vrijstelling voor farmaceutische producten. De inspecteur betwist ook dat het product met één CAS-nummer kan worden aangeduid, nu het voor circa 40% uit water bestaat en water een eigen CAS-nummer heeft (7732-18-5). Het aanwezige water staat in de weg aan toekenning van de vrijstelling, nu de vrijstelling blijkens vaste rechtspraak enkel betrekking heeft op zuivere producten. De inspecteur verwijst ter zake tevens naar de uitspraak van het (Duitse) Bundesfinanzhof van 23 april 2014 met zaaknummer VII R 27/13, waarin tot ditzelfde oordeel wordt gekomen voor een vergelijkbaar mengsel van etidroninezuur (60%) en water (40%). Tot slot wijst de inspecteur op het verslag van de 44e vergadering van het Comité douanewetboek (afdeling tarief- en statistieknomenclatuur, sector landbouw/chemie), gehouden op 22 oktober 2010 te Brussel, waaruit blijkt dat de Europese Unie zich op het standpunt stelt dat producten met een INN die worden ingevoerd in mengsels of oplossingen niet voor vrijstelling in aanmerking komen (zie 2.6).
6.4.
Ingevolge indelingsregel 1 zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van (onder meer) de aantekeningen op de hoofdstukken, zoals de door belanghebbende genoemde aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN. De ‘Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur’ zijn evenwel enkel van toepassing op de indeling van goederen in de GN (positie 1 t/m 8 van de goederencode), zo volgt uit de eerste volzin van Bijlage I, eerste deel, titel I, deel A, bij Verordening nr. 2658/87. Voor de in casu te verrichten beoordeling of het onderwerpelijke product voor vrijstelling in aanmerking komt en de daaruit voorvloeiende aanvullende TARIC-code (positie 11 t/m 14 van de goederencode) komt daarom geen betekenis toe aan aantekening 1 op hoofdstuk 29.
6.5.
Uit de stukken van het geding volgt dat etidroninezuur in een aantal stappen wordt vervaardigd uit andere chemicaliën. In de laatste stap van het productieproces wordt stoom of heet water toegevoegd met een temperatuur van meer dan 110 °C, hetgeen leidt tot hydrolyse (splitsing van een chemische verbinding onder opname van water), waardoor etidroninezuur ontstaat. Het etidroninezuur bevindt zich in opgeloste toestand in het water dat in de laatste productiestap is toegevoegd ten behoeve van de hydrolyse. Het water kan, door verhitting en het creëren van onderdruk, geheel uit het mengsel worden verwijderd, waardoor etidroninezuur in zuivere vorm (poeder) ontstaat, met enige residuele vervuiling. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het verwijderen van het water uit het product niet zinvol is, omdat haar cliënten prijs stellen op levering in de vorm van een waterige oplossing en omdat etidroninezuur waaruit het water is verwijderd zeer hygroscopisch is en bij blootstelling aan de buitenlucht water aan blijft trekken tot het punt waarop (weer) sprake is van een mengsel van 40% water en 60% etidroninezuur. Etidroninezuur in zuivere vorm wordt, door de speciale eisen die dit aan het productieproces stelt, nauwelijks geproduceerd, aldus belanghebbende.
6.6.
De inspecteur heeft een datasheet van één leverancier overgelegd (Alfa Aesar) waaruit blijkt dat deze leverancier etidroninezuur in zuivere vorm op de markt brengt. Blijkens deze datasheet is het “geïdentificeerd gebruik” van het product van Alfa Aesar “wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling”. Belanghebbende heeft in reactie daarop onweersproken gesteld dat Alfa Aesar een uitzondering is; normaliter wordt etidroninezuur in een waterige oplossing verhandeld (meestal in de verhouding 60/40) of in de vorm van een monohydraat (etidroninezuurmonohydraat, CAS-nummer 25211-86-3). Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanwezigheid van water in het onderwerpelijke product (40% water/60% etidroninezuur) er niet in de weg staat dat het product als etidroninezuur (INN) wordt gekwalificeerd en daarom voor vrijstelling in aanmerking komt. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
6.7.
In zijn arrest van 17 februari 2011, zaak C-11/10, Marishipping and Transport BV, heeft het Hof van Justitie met betrekking tot de zuiverheid van de in bijlage 3 genoemde producten het volgende overwogen:
“15. Teneinde deze vraag te kunnen beantwoorden, dient erop te worden gewezen dat noch bijlage I, eerste deel, titel II, deel C, punt 1, sub i, bij verordening nr. 2658/87, noch bijlage 3 in het derde deel van diezelfde bijlage I, uitdrukkelijk bepaalt dat om in aanmerking te kunnen komen voor de vrijstelling van douanerechten voor de in bijlage 3 genoemde farmaceutische producten, deze zich in zuivere vorm moeten bevinden.
16. Evenwel moet worden gepreciseerd dat de bepaling, die voorziet in de toepassing van een vrijstelling van douanerechten, een uitzondering vormt op het beginsel dat op in de Europese Unie ingevoerde producten in het algemeen douanerechten worden geheven, en, bijgevolg, als afwijkende bepaling, strikt moet worden uitgelegd.
17. Bij gebreke van een uitdrukkelijke aanwijzing of factor waaruit kan worden afgeleid dat de Uniewetgever wilde voorzien in een vrijstelling van douanerechten voor de in voornoemde bijlage 3 genoemde farmaceutische stoffen die zich, los van eventuele in die stoffen aanwezige residuele onzuiverheden, niet in zuivere vorm bevinden, kan verordening nr. 2658/87 derhalve niet aldus worden uitgelegd dat die vrijstelling kan worden verleend voor farmaceutische stoffen waaraan andere stoffen zijn toegevoegd.”
Gelet op voormeld arrest en met name de aangehaalde overwegingen, lijdt het naar ’s Hofs oordeel geen twijfel dat een mengsel van etidroninezuur en water, welk water voor de noodzakelijke hydrolyse tijdens het productieproces is toegevoegd, niet in aanmerking komt voor de meergenoemde vrijstelling, omdat de aanwezigheid van 40% water niet als ‘residuele onzuiverheid’ kan worden aangemerkt.
De omstandigheid dat etidroninezuur in zuivere vorm kennelijk enkel wordt geproduceerd voor “wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling”, doet aan dit oordeel niet af nu noch bijlage I, eerste deel, titel II, deel C, punt 1, sub i, bij verordening nr. 2658/87, noch uit bijlage 3 in het derde deel van diezelfde bijlage I, is bepaald dat, om in aanmerking te kunnen komen voor de vrijstelling van douanerechten voor de in bijlage 3 genoemde farmaceutische producten, deze (ook) moeten worden geproduceerd voor commerciële toepassingen.
6.8.
Anders dan belanghebbende heeft betoogd, kan ook op basis van de CAS-registratie niet worden geconcludeerd dat sprake is van een zuivere stof, nu etidroninezuur een ander CAS-nummer (2809-21-4) heeft dan water (7732-18-5) en vast staat dat beide stoffen in het onderwerpelijke product met elkaar zijn vermengd. Daarenboven volgt uit de CAS-registratie dat de aanwezigheid van slechts één watermolecuul per etidroninezuurmolecuul er reeds toe leidt dat niet langer sprake is van etidroninezuur (CAS-nummer 2809-21-4), maar van etidroninezuurmonohydraat (CAS-nummer 25211-86-3), een vaste stof in de vorm van kristallen, bestaande uit circa 92% etidroninezuur en circa 8% kristalwater. Het Hof acht daarom niet voor redelijke twijfel vatbaar dat een mengsel bestaande uit 40% water en 60% etidroninezuur niet kwalificeert als het product dat wordt aangeduid met CAS-nummer 2809-21-4.
6.9.
Het door belanghebbende aangehaalde verslag van de 22e vergadering van het Comité douanewetboek (zie 2.5) voert niet tot een ander oordeel, reeds omdat een dergelijk verslag geen in rechte bindende bepalingen bevat, nog daargelaten dat genoemd comité blijkens het door de inspecteur aangehaalde verslag in zijn 44e vergadering (zie 2.6) is teruggekomen op het standpunt dat in de 22e vergadering was ingenomen.
6.10.
Gelet op het vorenoverwogene komt het product niet voor vrijstelling in aanmerking, zodat niet de aanvullende TARIC-code 2500, maar aanvullende TARIC-code 2501 van toepassing is. De inspecteur is daarom terecht overgegaan tot intrekking van de BTI.
Slotsom
6.11.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding tot een veroordeling in de proceskosten.

8. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer,
H.E. Kostense en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van
mr. C. Lambeck, als griffier. De beslissing is op 19 april 2018 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.