ECLI:NL:GHAMS:2018:1366
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kostenvergoeding bij naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende, aangeduid als [X], heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag van € 703 die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd voor het tijdvak van 1 juli 2015 tot en met 31 juli 2015. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag later vernietigd, maar heeft een kostenvergoeding van € 122 toegekend. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam.
Tijdens de zitting op 13 maart 2018 is het geschil enkel gericht op de hoogte van de proceskostenvergoeding die in bezwaar is toegekend. De rechtbank had het gewicht van de zaak als 'licht' gekwalificeerd, wat de basis vormde voor de toegepaste wegingsfactor. Het Hof heeft de beoordeling van de rechtbank getoetst en geconcludeerd dat de rechtbank in redelijkheid tot haar oordeel heeft kunnen komen. De belanghebbende heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de beoordeling van de rechtbank in twijfel trekken.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 april 2018, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.