ECLI:NL:GHAMS:2018:1356

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
15/870785-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vluchtgevaar en voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 12 maart 2018. De verdachte, geboren in 1982 en thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Hoesenie, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, mede op basis van de door de advocaat-generaal verstrekte toelichting. De verdachte heeft in het verleden gereisd naar landen die bekend staan om hun drugsgerelateerde activiteiten, wat het hof als vluchtgevaarlijk beschouwt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de verdachte zich in georganiseerd verband heeft beziggehouden met de internationale handel in verdovende middelen, wat het recidivegevaar vergroot. Gezien de ernst van de verdenkingen en de omstandigheden van de zaak, heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.

De beslissing van het hof houdt in dat het beroep tegen de bestreden beslissing wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.

Uitspraak

15/870785-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
verblijfsadres: [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein te Nieuwegein,
tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 12 maart 2018, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 13 maart 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. K. Hoesenie.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof acht op basis van het dossier zoals dat thans voorligt en mede gelet op de toelichting hierop door de advocaat-generaal over onder meer de door de verdachte gevoerde gesprekken en het gebruik van versluierde taal ernstige bezwaren aanwezig voor alle op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten. De discussie over de precieze bewijswaarde van het een en ander komt bij de inhoudelijke behandeling aan de orde en gaat de behandeling in raadkamer te buiten.
Het hof acht vluchtgevaar aanwezig nu uit het paspoort van de verdachte blijkt dat hij in het verleden met enige regelmaat reisde naar landen waarvan bekend is dat zij drugsgerelateerd zijn. Voorts acht het hof gelet op de omvang en de ernst van de verdenking zowel de zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) als het recidivegevaar aanwezig. Uit het dossier komt de verdenking naar voren dat de verdachte zich in georganiseerd verband bezig heeft gehouden met de internationale handel in verdovende middelen. Daarmee is het recidivegevaar gegeven.
Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om het namens de verdachte gedane mondelinge verzoek tot schorsing in te willigen.
15/870785-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 4 april 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 4 april 2018,
de advocaat-generaal