ECLI:NL:GHAMS:2018:1355

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
13/654021-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2018, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte werd gegeven. De verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijft op dat moment in het huis van bewaring Almere Binnen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld. Tijdens de behandeling heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.S. Kamphuis, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Het hof is van mening dat de gronden voor voorlopige hechtenis, zoals de zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde), de onderzoeksgrond en de recidivegrond, kunnen vervallen. Echter, het hof oordeelt dat het vluchtgevaar als grond voor voorlopige hechtenis opnieuw moet worden opgenomen. Dit is gebaseerd op het feit dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en er geen wezenlijke binding met Nederland is, wat de kans vergroot dat hij niet te traceren zal zijn bij vrijlating.

De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met mr. D. Boessenkool als griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/654021-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen te Almere,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
21 maart 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en raadsvrouw van de verdachte, mr. A.S. Kamphuis.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep met uitzondering van de gronden. De zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde), de onderzoeksgrond en de recidivegrond. kunnen komen te vervallen. Meer in het bijzonder acht het hof naar aanleiding van hetgeen thans in het dossier aanwezig is geen geschokte rechtsorde aanwezig.
Daarentegen is het hof van oordeel dat het vluchtgevaar als grond van de voorlopige hechtenis alsnog dient te worden opgenomen, nu de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft noch een wezenlijke binding met Nederland en evenmin een adres in Hongarije bekend is. De kans is aldus aannemelijk dat hij voor justitie niet te traceren zal zijn bij vrijlating.
Het hof sluit zich voor wat betreft de ernstige bezwaren aan bij de motivering van de rechter-commissaris. Dat over de bewijswaarde nog gediscussieerd kan worden, komt bij de inhoudelijke behandeling aan de orde en gaat het bestek van de raadkamerbehandeling te buiten.
13/654021-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 4 april 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 4 april 2018,
de advocaat-generaal