Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- stelt [V.O.F. [bedrijf] ] in de gelegenheid om binnen vier weken gerekend vanaf de dag dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, te voldoen aan het in de informatiebeschikking opgenomen verzoek over het verstrekken van informatie.”
2. Feiten
(…)
Nu niet adequaat op ons verzoek is gereageerd, ontvangt V.o.f. [bedrijf] deze informatiebeschikking (…).
Belastingplichtigen kunnen, naar aanleiding van deze beschikking, ervoor kiezen de gevraagde informatie te verstrekken. (…).”
(…)
Geschil
1. Belanghebbende is het niet eens dat de administratie niet voldoet aan artikel 52 AWR.
(…)
Conclusie
Belanghebbende zijn van mening dat de administratie voldoet conform Artikel 52 AWR.”
(…)
In uw bezwaarschrift heeft u primair aangegeven dat het de vraag is of de administratieplicht van artikel 52 AWR van toepassing is voor de firmanten van v.o.f. [bedrijf] .
(…)
Beoordeling van het bezwaar
Met betrekking tot de exploitatie van de v.o.f. [bedrijf] ben ik van mening dat er zowel voor de omzet- als inkomstenbelasting sprake is van ondernemerschap. (…)
Met dagtekening 21 december 2012 is door de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting (…) opgelegd. (…)
Met dagtekening 27 december 2012 is door de Belastingdienst een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2007 (…) opgelegd aan één van de vennoten (…), (…) [belanghebbende 3] . (…)
In onderhavig geval is zowel voor de omzetbelasting als voor de inkomstenbelasting een aanslag opgelegd ter zake van de omzetverantwoording welke het onderwerp vormt van de informatiebeschikking. Wij zijn derhalve van mening dat de informatiebeschikking dient te vervallen.”
Wij verzoeken u te verklaren dat de activiteiten van VOF [bedrijf] geen onderneming vormen in de zin van artikel 3.3 IB zodat artikel 52 AWR niet van toepassing is. Vervolgens verzoeken wij u de informatiebeschikking te vernietigen.”
machtigt bij deze:
mr. S.Y. Christians (…) en bij zijn belet of ontstentenis aan ieder van zijn kantoorgenoten zulks met de macht van in de plaats stelling.
om:
de volmachtgever te vertegenwoordigen bij het indienen en behandelen van het bezwaar beroep (…) tegen de informatiebeschikking met dagtekening 27 maart 2014 alsmede alle aanslagen die aan de VOF of de vennoten in privé zijn of zullen worden opgelegd ter zake van correctie ten gevolge van het boekenonderzoek door de Belastingdienst (…) alsmede om het bovenbedoelde bezwaar en beroep in te trekken en alles te doen hetgeen in verband met het bezwaar en beroep nodig mocht zijn.”
(…)
Eiser: v.o.f. [bedrijf]
(…)
7. BESCHOUWING
De gemachtigde heeft beroep in gesteld tegen de uitspraak op het bezwaarschrift met betrekking tot de afgegeven informatiebeschikking van 27 maart 2013. Uit het beroepschrift leid ik af dat er beroep is ingesteld namens de vof [bedrijf] en twee van de drie firmanten. Er ontbreekt namelijk een machtiging van firmant [belanghebbende 1] .”
Aangezien bij uw rechtbank een beroepsprocedure aanhangig is met betrekking tot deze informatiebeschikking, is er nog geen sprake van een onherroepelijke informatiebeschikking.
Op grond van artikel 52a lid 3 AWR vervalt de informatiebeschikking indien de inspecteur een aanslag, navorderingsaanslag, naheffingsaanslag vaststelt of een beschikking neemt voordat de met betrekking tot die belastingaanslag of beschikking genomen informatiebeschikking onherroepelijk is geworden.
Na onderzoek is mij gebleken dat er uitsluitend voor firmant (…) [belanghebbende 3] voor 2008, 2009 en 2010 een verminderingsbeschikking is genomen na 27 maart 2013. (…) Uitsluitend voor de inkomstenbelasting 2008, 2009 en 2010 voor (…) [belanghebbende 3] dient de informatiebeschikking op grond van artikel 52a lid 3 te vervallen.
(…) voor de overige middelen, jaren en belastingplichtigen waarvoor de informatiebeschikking terecht is opgelegd blijft de informatiebeschikking bestaan (…).”
2. Aanvulling op het ingediende beroepschrift(…) Hierbij vul ik [de] nadere motivering aan.
(…) door de Belastingdienst [is] aan het bezwaar tegen de navorderingsaanslag voor het jaar 2007 ten name van (…) [belanghebbende 3] op 12 januari 2016 geheel tegemoet gekomen. (…)
3. De V.O.F. [bedrijf] en de toepassing van de uitspraak van de Hoge Raad van 18 december 2015(…)
De navorderingsaanslagen ten name van de vennoten (…) [belanghebbende 2] en (…) [belanghebbende 1] hebben de dagtekening 27 december 2012.
Met betrekking tot de navorderingsaanslag 2007 van (…) [belanghebbende 3] heeft de informatiebeschikking voor het jaar 2007 haar belang geheel verloren.
4. SlotsomWij komen tot de slotsom dat voor het jaar 2007 de informatiebeschikking is vervallen voor de inkomstenbelasting én de omzetbelasting.”
Ik benadruk dat voor de andere twee firmanten (…) de informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting 2007 ook dient te vervallen omdat de desbetreffende navorderingsaanslagen zijn opgelegd voordat de informatiebeschikking is genomen. Hetzelfde heeft te gelden voor de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het jaar 2007. Overigens blijf ik van mening dat de informatiebeschikking geheel dient te vervallen.”
(…) De informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting 2007 dient te vervallen voor de vennoten [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] en voor de omzetbelasting dient hij voor eiseres te vervallen. De aanslagen zijn opgelegd vóór de informatiebeschikking. (…) Eerst had een informatiebeschikking moeten worden genomen.
(…)
Ik bestrijd niet dat eiseres voor de omzetbelasting ondernemer is. Voor de inkomstenbelasting is eiseres geen ondernemer en aldus niet administratieplichtig. Om aangemerkt te worden als ondernemer voor de inkomstenbelasting is het niet voldoende dat eiseres ondernemer voor de omzetbelasting is. (…) Een vennootschap onder firma is niet zelfstandig belastingplichtig voor de inkomstenbelasting want dat zijn de vennoten. De vennoten genieten resultaat uit overige werkzaamheden en zijn geen ondernemer.”
3. Geschil in hoger beroep
4. Beoordeling van het geschil
Omvang geschil10. Vooraf overweegt de rechtbank dat het beroep is ingediend namens eiseres en niet namens één of meerdere van de vennoten. Dit stelt de rechtbank vast op grond van de tekst van het beroepschrift en de twee overgelegde machtigingen, waarin staat dat de betreffende vennoten de volmacht ondertekenen in hun hoedanigheid van vennoot van eiseres en als zodanig de vennootschap vertegenwoordigen.
(…)
Artikel 52a, derde lid, van de AWR12. Eiseres stelt dat de informatiebeschikking is komen te vervallen voor wat betreft de omzetbelasting en de inkomstenbelasting over 2007 bij eiseres en de ib/pvv over 2007 bij de vennoten [belanghebbende 2] en [belanghebbende 1] .
(…)
Door het beroep alleen van toepassing te verklaren op de vof als belastingplichtige voor de omzetbelasting, zouden de informatiebeschikkingen ten aanzien van de vennoten reeds geruime tijd onherroepelijk vaststaan, met alle gevolgen van dien, aldus de inspecteur in hoger beroep.
Ter zitting van het Hof heeft de inspecteur hieraan nog het volgende toegevoegd:
In zoverre is er geen geschil van mening. Wel verschillen de inspecteur en ik van mening of de vennoten in beroep waren gekomen. Ik bestrijd deze stelling van de inspecteur. Ik wijs op de inhoud van het (pro forma) beroepschrift. Daar staat in de aanhef
“tegen de informatiebeschikking (..) ten name van VOF [bedrijf] ”. Verder is telkens gerefereerd aan
“de cliënt”. Het is nimmer de bedoeling geweest om ook beroep in te stellen namens de vennoten. U vraagt mij waarom onder 7 van (de motivering van) het beroepschrift ook is ingegaan op de administratieplicht van de vennoten (‘de 3.2. discussie’). Dit was een poging om de informatiebeschikking van tafel te krijgen, door te stellen dat er helemaal geen administratie gevoerd had hoeven te worden. Ik moet toegeven dat dit niet van belang is voor de administratieplicht van de VOF voor de omzetbelasting. Dit is gewoon als een extra argument aangevoerd. Zo moet u dat zien.”
Gesteld voor de vraag of het beroep tevens is ingediend namens de vennoten kent het Hof betekenis toe aan de context van dat beroep, de daarmee verband houdende schriftelijke uitingen van partijen, alsmede – uit oogpunt van rechtsbescherming – het belang bij het instellen van beroep.
In de stukken, waaronder het beroepschrift, komt de term vof in beide betekenissen voor:
Nu deze vraag niet door partijen is opgeworpen en de rechtbank ervan is uitgegaan dat de vof in bezwaar is gegaan, gaat ook het Hof ervan uit dat het bezwaar mede namens de vof is ingediend. Op dit punt ziet het Hof in de feitelijke gang van zaken onvoldoende reden voor een ander oordeel;
Strikt genomen heeft de uitspraak van de rechtbank uitsluitend betrekking op een informatiebeschikking ten aanzien van de vof. De juistheid van de ten aanzien van de vof genomen beslissing is door partijen niet betwist. De inspecteur betwist een beslissing van de rechtbank die – uitgaande van de visie van de rechtbank – door haar niet is genomen. Dit zou leiden tot de situatie dat de inspecteur zich met zijn klacht uitsluitend tot de civiele rechter (als restrechter) zou kunnen wenden, met de klacht dat de rechtbank ten onrechte meent dat de vennoten niet in beroep zijn gegaan.
Indien het zo is dat, gegeven de beslissing van het Hof, de vennoten van mening zijn dat het niet hun bedoeling is geweest in beroep te gaan, dan staat het hen vrij om de na de beslissing van het Hof weer bij de rechtbank aanhangige beroepen in te trekken. Vanaf het moment van die intrekking komen dan de ten aanzien van hen genomen informatiebeschikkingen onherroepelijk vast te staan en dan eindigt de met betrekking tot die informatiebeschikkingen lopende termijnverlenging van artikel 52a, tweede lid, AWR.
5.Kosten
6.Beslissing
de vennoten ingestelde beroep;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank teneinde een beslissing te nemen op het door
de vennoten tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de informatiebeschikkingen
ingestelde beroep, met inachtneming van r.o. 4.3.7 van de uitspraak van het Hof, en
De beslissing is op 6 maart 2018 in het openbaar uitgesproken.