ECLI:NL:GHAMS:2017:5529
Gerechtshof Amsterdam
- Verwijzing na Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei en de rol van de bewindvoerder
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante zonder het verlenen van een schone lei. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M. van der Linden, heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Rotterdam aangevochten. De rechtbank had eerder de schuldsaneringsregeling uitgesproken, maar de bewindvoerder heeft geconstateerd dat de appellante haar verplichtingen niet nakwam, wat leidde tot een verzoek tot beëindiging van de regeling. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het hof na een eerdere vernietiging van een arrest van het hof Den Haag.
Tijdens de zitting van 19 september 2017 is de appellante niet verschenen, maar haar advocaat en de bewindvoerder waren wel aanwezig. De bewindvoerder verklaarde dat zij de appellante had aangemoedigd om beschermingsbewind aan te vragen, maar dat de appellante dit had geweigerd uit vrees voor het verlies van haar huur- en zorgtoeslagen. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder voldoende inspanningen heeft geleverd om de appellante te ondersteunen bij het aanvragen van beschermingsbewind, maar dat de appellante zelf verantwoordelijk is voor het niet aanvragen ervan.
Het hof concludeert dat de appellante toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, omdat zij substantiële nieuwe schulden heeft laten ontstaan. De beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder schone lei is dan ook bekrachtigd. Het hof benadrukt dat de appellante actief moet meewerken aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling en dat het niet aanvragen van beschermingsbewind haar eigen verantwoordelijkheid is.