4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“
Beoordeling van het geschil
14. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001, voor zover hier van belang, worden als specifieke zorgkosten aangemerkt uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor vervoer. Onder genoemde vervoerskosten dienen behalve uitgaven voor bezoek aan medische hulpverleners of voor het ondergaan van een medische behandeling ook te worden gerekend de overige op eiseres drukkende kosten van vervoer voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van andere belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn maar overigens in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren als eiseres.
15. Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten gevolge van zijn ziekte of invaliditeit is aangewezen op vervoer per auto en dat derhalve met betrekking tot de autokosten sprake is van noodzakelijke en als gevolg van de ziekte of invaliditeit gemaakte kosten van vervoer. Voorts is niet in geschil dat de behandelingen in het AMC en door de fysiotherapeut kwalificeren als geneeskundige hulp waarvan de reiskosten als specifieke zorgkosten zijn aan te merken in de zin van de Wet IB 2001.
16. Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de afstand van de woning van eiseres naar het ziekenhuis (AMC) en de fysiotherapeut en deze zijn als volgt vastgesteld:
AMC
76 km
(retour)
fysiotherapeut
50 km
(retour)
De rechtbank ziet geen aanleiding om van bovenstaande af te wijken.
17. Verweerder en eiseres verschillen van mening over het aantal afspraken in verband met de geneeskundige hulp. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres recht heeft op aftrek van de vervoerskosten die zien op de behandelingen zoals blijken uit de door eiseres overgelegde afsprakenkaart (AMC) en de verklaring van de fysiotherapeut over de behandeldata, hetgeen neerkomt op 17 behandelingen in het AMC en 19 door de fysiotherapeut. Het aantal behandelingen bij de fysiotherapeut zijn verder niet in geschil. Ten aanzien van de behandelingen in het AMC neemt eiseres het standpunt in dat haar echtgenoot, behoudens de afspraken welke vermeld staan op de afsprakenkaart, veelvuldig naar het ziekenhuis moet voor bloedonderzoek, echo’s en (röntgen)foto’s, hetgeen neerkomt op in totaal 22 bezoeken. De bezoeken voor bloedonderzoek, echo’s en foto’s staan niet vermeld op de afsprakenkaart, omdat de echtgenoot daar geen afspraak voor behoeft te maken dan wel dat daar gezien de verslechtering van zijn gezondheidssituatie geen tijd voor is. Voorts neemt eiseres het standpunt in dat zij recht heeft op aftrek van vervoerskosten die zien op de behandelingen van de dochter, dat zijn 5 behandelingen in het AMC. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, met hetgeen zij heeft gesteld, aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot 22 keer een bezoek heeft gebracht aan het AMC. Daarbij hecht de rechtbank, naast de geloofwaardige verklaring van eiseres ter zitting, belang aan de verklaring van [E] van 17 januari 2014 waarin staat dat de echtgenoot geregeld voor medische interventies naar het ziekenhuis moet komen. Voorts is de rechtbank is van oordeel dat eiseres, met hetgeen zij heeft gesteld, aannemelijk heeft gemaakt dat de dochter 5 keer een bezoek heeft gebracht aan het AMC.
18. Op grond van bovenstaande komt de rechtbank in verband met geneeskundige behandelingen tot een totaal aantal kilometers van (1.672 + 950 + 380 =) 3.002.
19. Aan eiseres is een aftrek wegens vervoer in verband met artsenbezoek verleend van € 656. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat zij recht heeft op aftrek van een bedrag van € 1.410,94, uitgaande van 3.002 kilometer maal € 0,47 per kilometer. In beroep neemt verweerder het standpunt in dat eiseres recht heeft op aftrek van een bedrag van € 521, uitgaande van 1.894 kilometer maal € 0,2755 per kilometer, en dat hij, gelet op de reeds toegekende aftrek van € 656, geen aanleiding ziet om de aftrek te verhogen. De rechtbank zal hierna de kilometerprijs beoordelen.
20. Eiseres heeft aan de hand van de gegevens van de ANWB de kilometerprijs bepaald op € 0,47. Op de website van de ANWB heeft eiseres een berekening gemaakt van de autokosten van de Toyota Prius (kenteken [1.-..-..] en [2.-...-.] ). Voor de berekening van de autokosten heeft eiseres diverse gegevens moeten invullen (waaronder kenteken, bouwjaar en opties (lak)). Aan de hand van de ingevulde gegevens wordt een berekening gemaakt van de vaste kosten (vaste afschrijving, verzekering, motorrijtuigenbelasting en onderhoud carrosserie en diversen), de variabele kosten (variabele afschrijving, brandstof, reparatie en onderhoud en banden) en de rente. Het aantal gereden kilometers in 2010 bedraagt volgens eiseres 12.201, conform de door haar doorgegeven kilometerstanden aan de gemeente in verband met de WMO-vergoeding.
21. Verweerder heeft aan de hand van de kilometerstanden welke vermeld staan op de website van de Nationale Autopas het door eiseres gemiddeld aantal kilometers per dag berekend en op grond daarvan het in 2010 gereden aantal kilometers bepaald. Deze berekening leidt tot een totaal aantal kilometers van 19.080 in 2010. Vervolgens heeft verweerder aan de hand van het totaal aantal kilometers en het totaalbedrag van de vervoerskosten zoals vastgesteld door verweerder in het nadere stuk dat verweerder ter zitting heeft overgelegd de kilometerprijs berekend op: € 5.279 / 19.080 = € 0,2755 per kilometer.
22. De bewijslast van de aftrek van de kosten van vervoer rust in beginsel op eiseres. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt wel mee dat indien belastingplichtige bewijs heeft geleverd van de door hem gemaakte vervoerskosten, het vervolgens aan verweerder is om (statistische) gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door eiseres gehanteerde kilometerprijs juist is berekend.
23. Naar het oordeel van de rechtbank dient bij het bepalen van het aantal gereden kilometers in 2010 aansluiting te worden gezocht bij hetgeen door eiseres in deze is gesteld nu eiseres in verband met de WMO-vergoeding jaarlijks de kilometerstanden moet doorgeven aan de gemeente. Verweerder heeft de gereden kilometers berekend aan de hand van de gegevens van de Nationale Autopas, maar nu voor de auto’s niet elk jaar de kilometerstanden zijn geregistreerd kan naar het oordeel van de rechtbank uit de wel beschikbare kilometers onvoldoende nauwkeurig worden bepaald hoeveel kilometers eiseres in 2010 met de auto’s heeft gereden. Eiseres heeft aldus aannemelijk gemaakt dat in 2010 12.201 kilometers zijn gereden.
24. Eiseres neemt het standpunt in dat de werkelijke kosten, exclusief de afschrijving, bestaan uit: brandstofkosten ad € 1.217, verzekeringskosten/motorrijtuigenbelasting van € 601, kosten parkeren/voorziening ad € 170, kosten rente lening € 1.298 en kosten onderhoud en schoonmaak ad € 273, in totaal derhalve € 3.559. Verweerder heeft de volgende bedragen aangemerkt als werkelijke kosten: € 1.104 brandstofkosten, € 170 parkeerkosten en kosten schoonmaak en € 601 verzekeringskosten/motorrijtuigenbelasting (in totaal € 1.875).
25. Eiseres heeft het bedrag van € 1.217 aan brandstofkosten en de kosten onderhoud en schoonmaak ad € 273 niet aannemelijk gemaakt. Uit de gedingstukken is niet af te leiden dat voornoemd bedrag geheel ziet op die uitgaven. Uit de gedingstukken volgt wel dat eiseres, in afwijking tot hetgeen verweerder heeft vastgesteld, een bedrag van € 90 aan carwash en een bedrag van € 5 aan parkeerkosten heeft besteed. Verweerder heeft daar naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen rekening mee gehouden. De rechtbank ziet aanleiding de door verweerder vastgestelde werkelijke kosten te verhogen met voorvermelde bedragen tot € 1.970.
26. Ten aanzien van de vervoerskosten bestaat met name verschil van mening over de hoogte van de afschrijvingskosten van de auto’s. De rechtbank overweegt dat de methode van degressieve afschrijving, waarbij de kosten in de eerste jaren hoger zijn dan de latere jaren, de afschrijvingskosten van een auto van jaar tot jaar nauwkeuriger benadert dan in het geval van lineaire afschrijving (zie Hof Amsterdam 10 januari 2013, 11/00903, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9824, HR 11 oktober 2013, nr. 13/00457, ECLI:NL:HR:2013:939 en Hof Amsterdam 23 juli 2015, 14/00190, ECLI:NL:GHAMS:2015:3453). De rechtbank zal daarom de methode van degressieve afschrijving volgen, waarbij rekening wordt gehouden met de door verweerder gehanteerde tabel, welke als volgt luidt: als de auto wordt gebruikt in het
dan is afschrijving per jaar
nieuwe auto’s
gebruikte auto’s
eerste jaar
20%
23%
tweede jaar
17%
15%
derde jaar
14%
13%
vierde jaar
12%
11%
vijfde jaar
11%
11%
zesde en volgende jaren
9%
11%
27. Met betrekking tot de aanschafprijs oordeelt de rechtbank dat uitgegaan moet worden van de werkelijke aanschafprijs. Uit de nota betreffende de aanschaf van de Toyota Prius met kenteken [2.-...-.] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de aanschafprijs € 29.613 is. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de aanschafprijs niet meer in geschil is en dat zij zich aansluit bij de waarde van € 29.613.
28. Voor de berekening van de afschrijving gaat de rechtbank uit van de volgende aanschafprijzen:
merk
kenteken
aanschafprijs
aanschafdatum
Toyota Prius
[1.-..-..]
€ 16.000
4-9-2009
gebruikt
Toyota Prius
[2.-...-.]
€ 29.613
19-7-2010
nieuw
29. De berekening van de afschrijving is dan als volgt:
Toyota Prius [1.-..-..]
januari t/m half juli (6,5/12)
23%
€ 16.000
€ 1.993
Toyota Prius [2.-...-.]
half juli t/m december (5,5/12)
20%
€ 29.613
€ 2.715
totaal
€ 4.708
30. De rechtbank stelt voorop dat de werkelijke kostprijs per kilometer zo goed mogelijk moet worden benaderd. Het ligt op de weg van eiseres de door haar gestelde kilometerprijs aannemelijk te maken. De door de ANWB berekende kilometerprijzen zijn niet meer dan een hulpmiddel. Gezien de door eiseres overgelegde gegevens omtrent haar werkelijke autokosten, aan de hand waarvan de werkelijke kilometerprijs kan worden bepaald, ziet de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van de ANWB-kostprijzen en zal de rechtbank aansluiten bij de berekeningsmethode zoals gehanteerd is door verweerder.
31. De werkelijke kostprijs per kilometer bedraagt aldus:
autokosten
€ 1.970
bij: afschrijvingen
€ 4.708
af: WMO-vergoeding
€ 1.304
werkelijke kostprijs
€ 5.374
/ aantal kilometers
12.201
kostprijs per kilometer
€ 0,44
32. Gelet op het vorenoverwogene bedragen de totale drukkende vervoerskosten € 5.374 en de in aanmerking te nemen kilometerprijs € 0,44. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de werkelijke kostprijs per kilometer afwijkt van hetgeen verweerder heeft berekend, zal de rechtbank de vervoerskosten vaststellen conform de bovenvermelde oordelen. De kosten voor het vervoer ten behoeve van artsenbezoek dienen aldus te worden vastgesteld op (3.002 x € 0,44 =) € 1.321 in plaats van de door verweerder in aftrek geaccepteerde uitgaven van € 656. Het verschil ad € 665 komt alsnog in mindering op het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres.
33. Eiseres is evenwel van mening dat zij naast bovenvermelde vervoerskosten recht heeft op aftrek voor extra vervoerskosten. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De bewijslast van de omvang van deze meerkosten rust in beginsel op eiseres. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt wel mee dat indien een belastingplichtige bewijs heeft geleverd van de door hem gemaakte vervoerskosten, het vervolgens aan verweerder is om (statistische) gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door betrokkene gemaakte kosten hoger zijn dan gebruikelijk.
34. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de kosten van eiseres hoger zijn dan de uitgaven voor vervoer van personen die niet ziek of invalide zijn, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een gelijke positie verkeren als eiseres (hierna: de maatman).
35. In geschil is wat onder besteedbaar inkomen moet worden verstaan. Verweerder neemt het standpunt in dat daaronder wordt verstaan het bruto inkomen verminderd met de ingehouden loonheffing, maar vermeerderd met de ontvangen teruggaven ib/pvv en toeslagen en stelt deze vast op € 50.494. Eiseres neemt het standpunt in dat het besteedbaar inkomen tussen de € 30.000 en € 40.000 bedraagt. Daarbij verwijst eiseres naar een uitdraai van de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS). Op de uitdraai van de website van het CBS staat het volgende:
“Het besteedbare inkomen is het bruto-inkomen verminderd met:
betaalde inkomensoverdrachten;
premies inkomensverzekeringen;
premies ziektekostenverzekeringen;
belastingen op inkomen en vermogen.”
36. De rechtbank is van oordeel dat onder het besteedbaar inkomen moet worden verstaan het bruto-inkomen verminderd met de ingehouden loonheffing, de premie volksverzekeringen en de premie ziektekostenverzekering (vergelijk de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 november 2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5237). Dat leidt tot de conclusie dat verweerder het besteedbaar inkomen te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank stelt het besteedbaar inkomen van eiseres en haar echtgenoot vast op € 41.263. 37. Om te bepalen wat het normale bestedingspatroon is van een vergelijkbaar persoon, heeft verweerder gebruik gemaakt van een rekenprogramma. In tabel B van het rekenprogramma worden de gemiddelde autokosten bij een kilometrage van 16000 per jaar berekend en is gebaseerd op gegevens van Nibud. In tabel C van het rekenprogramma worden de kilometers per jaar berekend aan de hand van de gezinssamenstelling en het besteedbaar inkomen, gebaseerd op gegevens van het CBS.
38. De rechtbank is van oordeel dat het rekenprogramma van verweerder een bruikbare maatstaf is. In de cijfers van het CBS en Nibud wordt de mobiliteit van de Nederlandse bevolking en de gemiddelde autokosten aan de hand van de cijfers van het Nibud tot uitdrukking gebracht. Dat betekent dat in de tabellen zowel personen zijn verwerkt die woon-werk kilometers maken als ook personen die geen woon-werk kilometers maken, alsmede personen die het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer afleggen.
39. De rechtbank zal aan de hand van het rekenprogramma van verweerder berekenen wat de autokosten van de maatman zijn en vervolgens berekenen of eiseres in aanmerking komt voor aftrek van extra vervoerskosten. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat sprake is van een middenklasse auto, zodat de rechtbank daar bij de berekening van uitgaat.
besteedbaar inkomen
€
41.263
tabel B gemiddelde autokosten bij 16000 km per jaar
constante kosten
€
5.028
variabele kosten
€
2.7
totale kosten
€
7.728
correctie variabele kosten
kilometers per jaar bij besteedbaar inkomen € 41.263
14.235
af: kilometers
16
kilometers
- 1.765
vermenigvuldigd met € 0,16875 (variabele kosten per km)
€
298-
autokosten maatman
€
7.43
autokosten eiseres
€
6.678
af: WMO vergoeding
€
1.304
af: aftrekbare vervoerskosten
€
1.321
werkelijke autokosten eiseres
€
4.053
40. Uit voormelde berekening volgt dat de autokosten van eiseres (€ 4.053) lager zijn dan de autokosten van de maatman (€ 7.430), zodat eiseres geen recht heeft op aftrek wegens uitgaven extra vervoerskosten.
56. In totaal is derhalve reeds een persoonsgebonden aftrek verleend van € 3.598. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank de persoonsgebonden aftrek (na toepassing van de drempel) thans als volgt vast:
medicijnen
€
140,00
kosten vervoer
€
1.321,00
extra kosten van vervoer
dieetkosten
€
4.450,00
extra kosten kleding en beddengoed
€
600,00
totaal
€
6.511,00
af: drempelbedrag
€
1.545,00
totaal aftrekbedrag specifieke zorgkosten
€
4.966,00
Het verschil tussen het reeds aan persoonsgebonden aftrek verleende bedrag van € 3.598 en het totaal bedrag aan aftrek specifieke zorgkosten (€ 4.966), zijnde € 1.368, zal de rechtbank in mindering brengen op het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres.
57. Nu de aanslag zal worden verlaagd, dient ook de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.
58. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
59. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten die eiseres heeft moeten maken voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting op 11 november 2015.
60. De ziekte van de echtgenoot brengt met zich dat hij zich uitsluitend per auto kan verplaatsen. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit de reiskosten vast te stellen op de autokosten. Voor de berekening van de autokosten sluit de rechtbank aan bij de in artikel 11, eerste lid, onderdeel d van het Besluit tarieven strafzaken (tekst 2016) opgenomen vergoeding voor getuigen van € 0,28 per kilometer. De afstand tussen de woning van eiseres en de rechtbank is volgens ‘Routeplanner’ 38,2 km is, zodat de rechtbank deze kosten derhalve berekent op (afgerond) € 21.”