ECLI:NL:GHAMS:2017:5267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
K17/230166
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging ter zake van bedreiging van een conducteur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure met rekestnummer K17/230166. Het beklag was ingediend door een conducteur van de NS, die aangifte had gedaan van bedreiging door de beklaagde op het perron van station Amsterdam Centraal. De conducteur probeerde de beklaagde, die ruzie had met een ander, te kalmeren, maar werd vervolgens bedreigd. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het klaagschrift en het verslag van de advocaat-generaal, en heeft de zaak behandeld in raadkamer. Zowel de klager als de beklaagde zijn niet verschenen, maar de advocaat-generaal was wel aanwezig.

Het hof heeft beoordeeld of er voldoende grond is voor strafvervolging. Het hof stelt vast dat functionarissen in het publieke domein, zoals conducteurs, bescherming verdienen tegen strafbare feiten. De verklaringen van getuigen en de aangifte van de conducteur wijzen op agressief gedrag van de beklaagde, die met gebalde vuist dreigde en schold. Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, wat kan leiden tot een veroordeling door de strafrechter.

Daarom heeft het hof besloten om de officier van justitie te bevelen de beklaagde te vervolgen ter zake van de bedreiging. Deze beschikking is gegeven op 19 december 2017 en is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K17/230166 van
[klager],
klager,
woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, [naam] te Utrecht.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 14 april 2017 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van bedreiging.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 17 augustus 2017 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag
toe te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam van 3 augustus 2017;
- de mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 24 november 2017.

4.De behandeling in raadkamer

De daartoe aangewezen raadsheer-commissaris heeft klager in de gelegenheid gesteld op 29 november 2017 het beklag toe te lichten. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. Evenmin is de gemachtigde van klager verschenen; deze heeft op 24 november 2017 laten weten niet te zullen verschijnen.
Voorts heeft de raadsheer-commissaris de beklaagde in de gelegenheid gesteld op dezelfde dag, doch een ander tijdstip, te worden gehoord. Beklaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft hij aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien, in dier voege dat het beklag dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling van het beklag

Klager, conducteur van de NS, heeft aangifte gedaan van bedreiging op het perron van station Amsterdam CS toen hij probeerde beklaagde – die ruzie had met iemand anders – te kalmeren. Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het ambtsbericht, onder “Van belang zijnde feiten voorafgaande aan het beklag”.
De overwegingen van het hof
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Het hof stelt voorop dat functionarissen, werkzaam in het (semi) publieke domein, belangrijke maatschappelijke taken verrichten onder – soms – lastige omstandigheden en zij verdienen derhalve de bescherming van het strafrecht. Van strafbare feiten gepleegd tegen deze functionarissen kan gezegd worden dat er in beginsel altijd een maatschappelijk belang is bij de vervolging van de dader(s).
Het hof constateert dat uit de aangifte en de verklaringen van getuigen naar voren komt dat beklaagde agressief en uitdagend gedrag vertoonde; hij zwaaide met gebalde vuist terwijl hij dicht bij klager stond en het leek alsof hij klager op zijn gezicht wilde raken. daarbij schold en schreeuwde hij, onder andere dat hij klager in elkaar zou slaan.
Voor veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat deze van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd daadwerkelijk gepleegd zou gaan worden. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 14 september 2004, (ECLI:NL:HR:2004:AP2145) is het voorstelbaar dat klager zich door de beschreven gedragingen bedreigd heeft gevoeld, en dat dit daarna nog van invloed is geweest op klagers welbevinden.
Op basis van deze aanwijzingen in het dossier zou de strafrechter tot een bewezenverklaring kunnen komen. Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of het voorhanden bewijsmateriaal daarvoor voldoende is en zo ja welke bestraffing daarbij past.
Indien bewezen, gaat het om bedreiging van een conducteur en is er voldoende algemeen belang bij strafvervolging.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam om [beklaagde] te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 19 december 2017 door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, M.J.G.B. Heutink en N. van der Wijngaart, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.