Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Op degene die zich op verjaring beroept, in dit geval Dexia, rust de stelplicht, en bij voldoende betwisting, de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit die bekendheid van de echtgenoot kan worden afgeleid.
.Het ‘aanvraagformulier LABOUCHERE EFFECTEN Lease’ (productie 5 bij Akte uitlaten) heeft [appellant] op dezelfde dag, 21 februari 2000, getekend als het acceptatieformulier. De tussenpersoon, [A] van Spaar Select, die op het aanvraagformulier staat vermeld, is bij [appellant] thuis geweest. [appellant] heeft eerder de leaseovereenkomst Maximaal Rendement Effect (zie productie 7 bij Akte uitlaten) gesloten (hierna: de overeenkomst MRE). De overeenkomst MRE, die gedateerd is 15 september 1998, heeft [X] meegetekend. De overeenkomst MRE is enkele dagen voor 21 februari 2000, op 17 februari 2000, geëindigd met een uitkering aan [appellant] van € 71.660,50 (zie productie 1 bij Akte uitlaten). Een gedeelte van dat bedrag, te weten € 41.557,20, is geherinvesteerd in de leaseovereenkomst. [appellant] heeft als getuige verklaard dat [X] wist van de beëindiging van de overeenkomst MRE. In het licht van genoemde omstandigheden heeft [appellant] onvoldoende ontzenuwd dat [X] in de periode van 28 februari 2000 tot 13 maart 2000 met de leaseovereenkomst bekend was. Dat betekent dat geen beroep kan worden gedaan op de stuitende werking van de dagvaarding van 13 maart 2003 in de collectieve procedure. Grief 1 slaagt, maar kan niet leiden tot vernietiging van de leaseovereenkomst. Gezien het vorenstaande falen ook de grieven 3, 4 en 5.