ECLI:NL:GHAMS:2017:4574
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 2 oktober 2017. De rechtbank had het verzoek van de verdachte tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft op dat moment in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Munneke, gehoord.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat de gronden waarop deze berust, juist zijn. Het hof verwijst naar de overwegingen van de rechtbank tijdens de zitting van 2 oktober 2017. Het hof concludeert dat er op dit moment geen omstandigheden zijn die een opheffing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wijst het hof het beroep tegen de bestreden beslissing af, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal. De uitspraak benadrukt het belang van de voorlopige hechtenis in het strafproces en de voorwaarden waaronder deze kan worden opgeheven.