2.1.De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser is eigenaar van percelen grond in de gemeenten Noorder-Koggenland, Opmeer en Wognum. Deze percelen vallen onder het ruilverkavelingsblok De Gouw, waarvoor voor het eerst in 2014 landinrichtingsrente verschuldigd is.
2. In het kader van de ruilverkaveling De Gouw is een plan van toedeling opgemaakt op basis van de eigendomssituatie op 1 mei 1998. Ook is de lijst der geldelijke regelingen (LGR) ter inzage gelegd.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt bij de landinrichtingscommissie. Op 21 oktober 2010 is een intrekkingsverklaring getekend door eiser en de landinrichtingscommissie, welke verklaring onder meer inhoudt:
“Ruileverkaveling De Gouw de Lijst der Geldelijke regelingen
(…)
Reclamant heeft een bezwaarschrift ingediend:
1. Reclamant maakt bezwaar tegen de toedeling. Met name het gedeelte (van het huiskavel) dat is overgegaan naar Hoogheemraadschap tbv hoofdwaterlopen. Hier zouden afspraken over gemaakt zijn met de commissie, deze zijn volgens reclamant niet nagekomen.
In het kader van de procedure Planwijziging Planuitwerking welke ter inzage is gelegd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland heeft dhr [X] geen bezwaar aangetekend, omdat met dhr [naam] (vicevoorzitter Landinrichtingscommissie) de afspraak gemaakt is dat in het kader van de 3% regeling van het waterschap de te graven hoofdwaterloop uit de planuitwerking zal dienen als compensatie voor het dempen van sloten gedurende de uitvoering van de ruilverkaveling. In haar besluit van 3 september 1998 heeft GS aangegeven dat de 3% regeling van toepassing blijft zonder invulling te geven aan de wensen van het waterschap Westfriesland. Hiermee heeft de commissie en dhr [X] gemeend deze afspraak goed te hebben vastgelegd.
Reclamant stelt bij de intrekking van dit punt het voorbehoud dat het hoogheemraadschap uitvoering geeft aan het bovenstaande en dat dit niet meer leidt tot nader compenseren van waterberging.
(…)
Met inachtneming van bovengenoemde wijzigingen trekt reclamant zijn gehele bezwaar tegen de Lijst der Geldelijke regelingen in.
Door mede-ondertekening van deze verklaring verbindt de Landinrichtingscommissie zich de bovengenoemde toezeggingen gestand te doen en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de Lijst de Geldelijke regelingen te verwerken.
(…)”
4. Een brief van 4 maart 2012 van eiser aan de landinrichtingscommissie houdt – voor zover van belang – in:
“(…)
Gezien het feit dat de onder punt 1 genoemde punten van de intrekkingsverklaring niet zijn nagekomen zou mijn bezwaar voorgelegd dienen te worden aan de Rechter-Commissaris. Het conflict betreffende de waterbeheersing met HHNK had met een actieve bemiddeling vanuit de commissie voorkomen kunnen worden. (…)”
5. Een brief van 26 maart 2012 van de landinrichtingscommissie aan eiser houdt – voor zover van belang – in:
“(…)
U geeft aan dat de commissie aangaande punt 1 haar afspraak niet is nagekomen. De commissie vindt uw conclusie onjuist. Bezwaarpunt 1 gaat over zaken waarover de commissie geen besluit heeft genomen en waar de commissie niet verantwoordelijk voor is.
Het is Gedeputeerde Staten van Noord-Holland die het begrenzingsplan heeft vastgesteld en het eigendom van de betwiste watergang heeft toegewezen aan het toenmalige waterschap Westfriesland. De Landinrichtingscommissie stond hier buiten, en heeft geen zeggenschap over het compensatiebeleid dempingen van het waterschap.
(…)
Het is verder niet aan de Landinrichtingscommissie om u te adviseren in te volgen rechtsprocedures bij conflicten met het Hoogheemraadschap. (…)”
6. Een brief van 28 maart 2012 van eiser aan rechtbank Alkmaar houdt – voor zover van belang – in:
“Bij deze wil ik in beroep gaan tegen het besluit van de Landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling De Gouw om mijn bezwaar in zake de Lijst Geldelijke Regelingen van ruilverkaveling De Gouw als een aandachtspunt voor het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier af te handelen.
(…)
Bij deze vraag ik de rechtbank dan ook om de landinrichtingscommissie te verplichten om de normale route via de Rechter commissaris en zo nodig de rechtbank te volgen. (…)”
7. Bij brief van 16 mei 2012 heeft mr. [mr. P] , werkzaam bij rechtbank Alkmaar, de landinrichtingscommissie verzocht voor 31 mei 2012 het standpunt aangaande het hiervoor genoemde verzoek van eiser kenbaar te maken.
8. Bij brief van 30 mei 2012 heeft de landinrichtingscommissie – voor zover van belang – als volgt gereageerd:
“(…)
Daarnaast wil de commissie het volgende opmerken:
De commissie is van mening dat het bezwaar van de heer [X] een bezwaar is dat gericht is tegen de toewijzing conform het begrenzingsplan.
In het bezwaarschrift tegen de Lijst der Geldelijke regelingen heeft [X] het volgende woordelijk opgenomen: “Reclamant maakt bezwaar tegen de toedeling. Met name het gedeelte (van het huiskavel) dat is overgegaan naar Hoogheemraadschap tbv hoofdwaterlopen. Hier zouden afspraken over gemaakt zijn met de commissie, deze zijn volgens reclamant niet nagekomen.”
Het begrenzingsplan en het toewijzingsbesluit zijn vastgesteld en de akte van toedeling is reeds gepasseerd.
Het bezwaar van de heer [X] is geen bezwaar tegen de Lijst der geldelijke regelingen. In het bezwaarschrift van de heer [X] wordt niet gesproken over geleden schade of enige geldelijke prestatie.
(…)
Derhalve concludeert de commissie dat het bezwaar van de heer [X] niet thuishoort bij de Lijst der Geldelijke Regelingen en hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
(…)”
9. Mr. [mr. P] heeft deze brief niet doorgezonden aan eiser.
10. Bij vonnis van 7 maart 2013 van rechtbank Noord-Holland is de LGR gesloten.”