4.1.De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en heeft daaraan de volgende overwegingen en beslissingen ten grondslag gelegd:
“10. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2013 (hierna: de Verordening) heeft de Raad van de gemeente Bergen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
11. Op grond van artikel 2 van de Verordening wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
12. Volgens vaste rechtspraak (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, ECLI:HR:1995: AA1657) moet worden aangenomen dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. Anders dan eiser ter zitting naar voren heeft gebracht betekent dit dat niet slechts het feitelijk gebruik telt, maar ook de dagen die eiser of zijn gezin gebruik hadden kunnen maken van de woning bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of het belastbaar feit zich heeft voorgedaan.
13. De Hoge Raad heeft in het arrest van 22 december 2006 (ECLI:HR:2006:AZ4972) overwogen dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan een eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur (a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel (b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden) indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.
14. Uit bovengenoemd arrest volgt dat geen aanslag kan worden opgelegd wanneer de eigenaar de vakantiewoning niet heeft gebruikt of minder dan 90 dagen per jaar ter beschikking had.
15. Eiser en zijn gezin hebben gedurende 45 dagen van de vakantiewoning gebruik gemaakt.
Gelet hierop moet volgens bovengenoemde arresten van de Hoge Raad worden aangenomen dat de vakantiewoning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar is gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur (contractueel) is uitgesloten. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van een dergelijke uitsluiting van gebruik.
16. Gelet op de bewoordingen van de ten tijde van het jaar 2013 geldende verhuurbemiddelingsovereenkomst inclusief Allonge stond eiser niets in de weg om de vakantiewoning voor 90 dagen of meer te gebruiken. De verhuurbemiddelingsovereenkomst inclusief Allonge strekt niet zo ver dat eiser geen zeggenschap meer had over (het gebruik van) de vakantiewoning. Nog daargelaten of de onder 5 vermelde handgeschreven toevoeging niet na de ondertekening door eiser of een vertegenwoordiger van het verhuurbemiddelingsbedrijf is toegevoegd, is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen van deze toevoeging te weinig expliciet zijn om daaruit te kunnen afleiden dat gebruik door eiser of zijn gezin voor meer dan 90 dagen in 2013 is uitgesloten.
Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat de dagen die de woning niet was verhuurd aan derden meetellen bij de berekening van de termijn gedurende welke het eigen gebruik niet was uitgesloten. Gelet op het feit dat de vakantiewoning 159 dagen aan derden was verhuurd stond de vakantiewoning eiser in 2013 meer dan 90 dagen ter beschikking (365 -/- 159 = 206). Dit betekent dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan.
17. Eiser heeft nog gesteld dat de vakantiewoning in de maanden november, januari en februari niet is te verhuren omdat dan bijvoorbeeld de receptie niet alle dagen open is. Deze drie maanden is de woning volgens eiser dan ook niet geschikt voor eigen gebruik. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de vakantiewoning gedurende die maanden wel is te verhuren en dus ook voor eigen gebruik geschikt is. Dit blijkt volgens verweerder uit het feit dat de woning gedurende die periode ook daadwerkelijk enige tijd was verhuurd. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de woning gedurende de desbetreffende periode wel geschikt was voor verhuur en eigen gebruik. Het feit dat in de wintermaanden verhuur of eigen gebruik van de vakantiewoning minder aantrekkelijk is maakt dit niet anders. Deze grief van eiser raakt dan ook geen doel.
18. De omstandigheid dat verweerder over andere jaren geen forensenbelasting heeft opgelegd dan wel aanslagen forensenbelasting heeft ingetrokken maakt niet dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door een aanslag forensenbelasting 2013 op te leggen. Dat er sprake is van gelijk gebleven omstandigheden maakt dit niet anders. Verweerder komt immers de bevoegdheid toe een eerder gemaakte fout te herstellen en de juiste aansluiting te zoeken bij de jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarbij dient een aanslag forensenbelasting per jaar op zijn eigen merites te worden beoordeeld. Een in rechte te honoreren gewekt vertrouwen dat van het opleggen van een aanslag forensenbelasting zou worden afgezien kan eiser evenmin ontlenen aan het feit dat verweerder de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2013 pas eind mei 2015 heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat verweerders bevoegdheid tot het vaststellen van deze aanslagen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen pas vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Daarvan is hier geen sprake.
19. Eiser heeft nog gesteld dat hij geen forensenbelasting is verschuldigd omdat hij toeristenbelasting heeft afgedragen. De rechtbank stelt vast dat over het verblijf van derden toeristenbelasting is afgedragen en niet over het eigen verblijf van eiser of zijn gezin. Gelet hierop is geen sprake van dubbele heffing zodat verweerder niet behoefde af te zien van het heffen van forensenbelasting.