In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1952, was eerder veroordeeld tot een geldboete wegens opzettelijke overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet. De advocaat van de verdachte, mr. T.G.M. Houben, had verzocht om terugwijzing naar de rechtbank, omdat de raadsman van de verdachte, mr. B.J.W. Tijkotte, niet aanwezig was bij de behandeling in eerste aanleg. Het hof oordeelde echter dat er geen schending was van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering, omdat uit het dossier bleek dat mr. Tijkotte de verdachte wel degelijk had vertegenwoordigd in de eerdere procedure. Het hof wees het verzoek tot terugwijzing af en oordeelde dat de verdachte opzettelijk een beschermde inheemse diersoort, de putter, onder zich had gehouden. De eerdere veroordeling werd vernietigd en de verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, met de mogelijkheid tot betaling in termijnen. Het hof benadrukte het belang van naleving van de regels ter bescherming van inheemse diersoorten en de ernst van de overtreding.