Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
De Gemeente heeft daarom haar Bbz-uitkering met ingang van die datum beëindigd. Tegelijkertijd heeft de Gemeente haar, eveneens met ingang van die datum, een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en bijstand WWB. Voor het onderhavige jaar (2013) bedroeg de WWB-uitkering € 14.465.
€ 1.445,85-
€ 2.364,96-
3.Geschil in hoger beroep
De inspecteur stelt dat zijn uitspraak op bezwaar correct was. Hij concludeert daarom tot gegrondverklaring van zijn hoger beroep en ongegrondverklaring van belanghebbendes beroep bij de rechtbank.
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
bij gelijk blijvende omstandigheden. Dat is naar zijn mening hier het geval: indien belanghebbende haar bedrijf zou hebben voortgezet en indien haar inkomen daaruit onder de bijstandsnorm zou zijn gebleven, zou zij in een volgend jaar wederom recht hebben gehad om een omzetting van de Bbz-lening in bijstand om niet. Daarom vormt de omzetting c.q. de bijstand om niet naar haar aard (onderdeel van) een periodieke uitkering. De omstandigheid dat de Gemeente in het onderhavige geval reeds vóór de omzetting (c.q. de toekenning van de bijstand om niet) wist, dat het bij deze ene omzetting zou blijven, en dat geen volgende omzettingen konden worden verwacht, maakt dat niet anders.