4.1.De rechtbank heeft over het eerste geschilpunt als volgt overwogen en beslist:
“1. Artikel 8a van de Wet op de accijns (hierna: WA) (tekst 2007) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1. Onder niet-mousserende wijn worden verstaan alle produkten van GN-codes 2204 en 2205, met uitzondering van mousserende wijn (…).
2. Onder niet-mousserende wijn worden mede verstaan alle niet in het eerste lid bedoelde produkten van GN-codes 2204 en 2205, alsmede produkten van GN-code 2206, die (…) niet als bier en (…) niet als mousserende wijn worden aangemerkt, met:
a. een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 10%vol; of
b. een alcoholgehalte van meer dan 10%vol maar niet meer dan 15%vol, voor zover de alcohol in het produkt volledig door gisting is verkregen.”
Artikel 11a van de WA luidt als volgt:
“Tussenprodukten worden onderscheiden in niet-mousserende tussenprodukten en mousserende tussenprodukten.”
Artikel 11b van de WA luidt als volgt:
“Onder niet-mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die ingevolge artikel 11c niet als mousserende tussenprodukten worden aangemerkt.”
Artikel 11c van de WA luidt als volgt:
“Onder mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing.”
Artikel 12 van de WA luidt als volgt:
“1. Onder overige alcoholhoudende produkten worden verstaan:
a. alle produkten van GN-codes 2207 en 2208 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol, ook wanneer deze produkten bestanddeel zijn van een produkt van een GN-code uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur;
b. produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 22%vol.
2. Onder overige alcoholhoudende produkten worden mede verstaan gedistilleerde dranken als bedoeld in het eerste lid, wanneer deze dranken andere produkten, al dan niet in oplossing, bevatten.”
2. Post 2206 van de GN luidt als volgt:
“Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen:”
De GS-toelichting bij post 2206 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Deze post omvat gegiste dranken van alle soorten, andere dan die bedoeld bij de posten 2203 tot en met 2205.
(...)
Bedoelde dranken kunnen van nature mousserend zijn of door toevoeging van kooldioxide mousserend zijn gemaakt. Zij blijven ook onder deze post ingedeeld wanneer alcohol is toegevoegd of het alcoholgehalte is verhoogd door een verdere vergisting, voorzover zij het karakter hebben behouden van produkten als bedoeld bij deze post.
Deze post omvat eveneens mengsels van alcoholvrije dranken en gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken als bedoeld bij de voorgaande posten van dit hoofdstuk, bijvoorbeeld mengsels van limonade en bier of wijn, mengsels van bier en wijn, met een alcoholgehalte van meer dan 0,5 % vol.”
Post 2208 van de GN luidt als volgt:
“Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:”
De GS-toelichting bij post 2208 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Deze post omvat, ongeacht het volumegehalte alcohol:
(…)
C. alle andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten en niet zijn genoemd of niet zijn begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk.”
(…)
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de producten moeten worden ingedeeld onder GN-post 2206. Zij voert daartoe aan dat de fruitwijn die aan de basis heeft gestaan van de vervaardiging van de producten een niet volledig gezuiverd wijnferment betreft, dat niet is geültrafiltreerd. De objectieve kenmerken en eigenschappen van een gegiste drank zijn daardoor behouden gebleven. De producten bestaan voor meer dan 50% van het totale alcoholpercentage uit gegiste alcohol, zij hebben derhalve de gistingskenmerken van het basisproduct behouden en kunnen daarom onder GN-post 2206 worden ingedeeld. De bti voor de fruitwijn die is afgegeven aan leverancier [A] B.V. bevestigt dit. De organoleptische eigenschappen van de producten kunnen, al dan niet door de toevoegingen, volgens eiseres nog steeds overeenkomen met die van het oorspronkelijke, gegiste basisproduct.(…)
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de producten moeten worden ingedeeld onder GN-post 2208. Volgens verweerder zijn de producten vervaardigd op basis van een wijnferment. Het wijnferment is verkregen door een suikeroplossing met vruchtensap (niet zijnde druivensap) te vergisten en vervolgens te zuiveren door middel van technieken als osmose en ultrafiltratie. Het wijnferment verliest daarmee een gedeelte van de gistingskenmerken en heeft daardoor grote gelijkenis met gedistilleerde alcohol. De in onderhavige producten aanwezige alcohol is door middel van ultracentrifuge, Kiezelguhr-filtratie, microfiltratie en koolstoffiltratie (met actieve kool) gezuiverd. Ook zijn suiker, vruchtensap, gedistilleerde alcohol, aroma’s, water, conserveermiddel en/of kleurstoffen toegevoegd. De producten moeten net als andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, worden ingedeeld onder GN-post 2208. Indeling onder GN-post 2208 volgt eveneens uit het feit dat het percentage alcohol dat nog de kenmerken heeft van ongezuiverde, gegiste alcohol slechts een geringe hoeveelheid is ten opzichte van het totale alcoholpercentage. Het basisproduct is volgens verweerder geen drank in de zin van de GN waardoor indeling van zowel het basisproduct als de producten onder GN-post 2206 is uitgesloten. De organoleptische eigenschappen (kleur, uiterlijk, smaak en geur) van de producten, die hun wezenlijke karakter bepalen, komen overeen met die van de onder GN-post 2208 vallende producten. (…)
6. Aangezien eiseres wenst af te wijken van de aangifte berust op haar de bewijslast aannemelijk te maken dat er een recht op teruggaaf bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om te voldoen aan de op haar rustende bewijslast. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7. Een drank in de zin van de GN is een vloeistof die geschikt en bestemd is voor menselijke consumptie (vgl. HvJ EU 26 maart 1981, dr. Ritter GmbH, nr. 114/80). Niet voor redelijke twijfel vatbaar is echter dat het daarbij dient te gaan om een vloeistof die bestemd is om in de staat waarin deze verkeert zonder bezwaar door mensen te worden geconsumeerd en als zodanig met het oog op die consumptie op de markt wordt gebracht. De rechtbank stelt om te beginnen vast dat de fruitwijn niet met het oog op de consumptie door mensen op de markt wordt gebracht en dus geen drank is. De gemachtigde van eiseres heeft dit ter zitting ook erkend.
8. Hoewel eiseres niet volledig bekend is met het procedé voor de vervaardiging van de fruitwijn die als grondstof voor de producten is aangewend, heeft eiseres ter zitting erkend dat de fruitwijn zuiveringshandelingen heeft ondergaan en dat van de in het dossier opgenomen beschrijving van het productieproces voor fruitwijn van haar leverancier [A] BV (zie onder het kopje feiten, punt 5) mag worden uitgegaan. Uit deze beschrijving leidt de rechtbank af dat de fruitwijn enigszins is gezuiverd voordat het aan de producten wordt toegevoegd. Dat de wezenlijke kenmerken van de gegiste fruitwijn ondanks de filtratie zijn behouden, zoals eiseres stelt, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Hieruit en uit de onder het kopje ‘Feiten’ beschreven receptuur (onderdeel 2) volgt dat de producten bestaan uit een mengsel van gezuiverde, gegiste en van rum of wodka afkomstige gedistilleerde alcohol, waaraan water, suiker en geur-, kleur- en smaakstoffen zijn toegevoegd. Met behulp van de monsters heeft de rechtbank geconstateerd dat de producten niet naar een gegiste drank smaken en ruiken en dat zij geen met het oog waarneembaar bezinksel bevatten. Elke variant [Merk 2,3,6,7,8] heeft de kleur van de vrucht waaraan deze de naam ontleent. [Merk 4] heeft een helderblauwe kleur. De producten hebben gelet op hun organoleptische eigenschappen dus niet het karakter van een op basis van een bepaalde vrucht of bepaald natuurproduct vervaardigde gegiste drank. Nu niet gezegd kan worden dat de producten het karakter van een gegiste drank hebben, is indeling onder post 22.06 van de GN uitgesloten. Gelet op het vorenoverwogene is wat betreft de indeling in de GN het gelijk aan verweerder. Het primaire standpunt van eiseres faalt.”