Uitspraak
Siebrand B.V.te
Kampen(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 2 november 2012, nr. 09/00620, betreffende naheffingsaanslagen in de accijns.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen in de accijns opgelegd aan Siebrand B.V. De zaak betreft de accijnstariefindeling van alcoholhoudende dranken, waarbij de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch vernietigde. De belanghebbende, Siebrand B.V., had bezwaar gemaakt tegen acht naheffingsaanslagen die waren opgelegd over de maanden juli 2003 tot en met februari 2004. Na een eerdere vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem door de Hoge Raad, werd de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de last om te bewijzen welke organoleptische eigenschappen de dranken hebben, ten onrechte bij de belanghebbende had gelegd. De Hoge Raad benadrukte dat de Inspecteur de bewijslast heeft om aan te tonen dat de dranken het wezenlijke karakter hebben verloren door toevoegingen zoals gedistilleerde alcohol. Het Hof had bovendien niet voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat de rechter zelf de organoleptische eigenschappen van de dranken kan beoordelen, of dat dit kan gebeuren aan de hand van de receptuur van de fabrikant.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe beoordeling van de vraag of de eigenschappen van de dranken stroken met die van de dranken die zijn omschreven in post 2208 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van de belanghebbende. Dit arrest is van belang voor de bewijsvoering in belastingzaken en de rol van de Inspecteur in het bewijzen van de kenmerken van producten.