ECLI:NL:GHAMS:2017:2789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-004222-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke beoordeling van het overtreden van een gebiedsverbod door een verdachte met psychische problematiek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die op 25 september 2016 te Amsterdam een gebiedsverbod heeft overtreden, werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De verdachte had zich, ondanks een opgelegd gebiedsverbod, in het overlastgebied begeven. De raadsman voerde aan dat de verdachte zich in een psychose bevond ten tijde van de overtreding, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze claim te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk het gebiedsverbod had overtreden en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, maar het hof besloot, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geen straf of maatregel op te leggen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004222-16
Datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-702725-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2016 te 23.45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 en/of 2.6B van de Algemene Plaatselijke Verordening 1994, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met het vonnis kan verenigen.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte primair aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte wist dat hij een gebiedsverbod had, maar door een vergissing begaf hij zich in het gebied waar hij niet mocht komen ten tijde van het verbod. De verdachte is onbekend in Amsterdam en dus kan niet worden gezegd dat de verdachte het gebiedsverbod opzettelijk heeft overtreden, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het gebiedsverbod opzettelijk heeft overtreden.
De verdachte wist dat hem een gebiedsverbod was uitgereikt. Dit betrof een gebiedsverbod voor de duur van slechts 24 uur en hij wist ook welk gebied dit betrof. Nu de verdachte op 25 september 2016 zich voordat de 24 uren voorbij waren weer in het gebied heeft begeven waar het verbod gold, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof opzettelijk het gebiedsverbod overtreden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2016 te 23.45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte subsidiair aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het feit kan bewezen worden verklaard, maar ten tijde van het bewezen verklaarde bevond de verdachte zich in een psychose. De raadsman heeft de verdachte telefonisch gesproken terwijl de verdachte vastzat op het politiebureau en uit het gesprek dat zij voerden, bleek dat de verdachte zich in een psychose bevond. De verdachte heeft een voorgeschiedenis van psychoses en lijdt aan schizofrenie. Op grond hiervan kan het feit niet aan de verdachte worden toegerekend en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Hoewel het voor het hof duidelijk is dat bij de verdachte sprake is van psychische problematiek en het hof deze problematiek niet wil onderschatten, bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt dat de stelling van de raadsman – dat de verdachte in een psychose zat ten tijde van het bewezen verklaarde – onderbouwt. Uit het dossier volgt enkel dat de verdachte lijdt aan schizofrenie, hiervoor medicatie ontvangt en af en toe terugvallen heeft door zijn drugsgebruik. Op geen enkele manier kan worden vastgesteld dat de verdachte zich in een psychose bevond ten tijde van het bewezen verklaarde. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van de verdachte (dossierpag. 5 t/m 7) heeft de verdachte helder en adequaat de hem gestelde vragen beantwoord.
Zodoende is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies van Palier forensische en intensieve zorg van 3 april 2017 volgt dat betreffende de verdachte thans onderzoek plaatsvindt naar het opleggen van een ISD-maatregel. Voorts lijdt de verdachte, zoals hierboven is toegelicht, aan ernstige psychische problematiek, is er eveneens sprake van drugsproblematiek, leidt de verdachte een zwervend bestaan en is hij thans uit anderen hoofde gedetineerd.
In verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof het dan ook raadzaam en passend te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. M.M.H.P. Houben en mr. F.A. Hartsuiker in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.
Mr. J.M. van Riel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]