ECLI:NL:GHAMS:2017:2244

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
23-002518-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling op grond van noodweer in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling, gepleegd op 9 april 2016 te Grootebroek. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan en schoppen van de benadeelde. De verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging, wat het hof heeft opgevat als een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde zich provocerend en agressief gedroeg, en dat de verdachte herhaaldelijk door hem werd getrapt. De verdachte heeft geprobeerd een conflict te vermijden, maar werd uiteindelijk aangevallen door de benadeelde. Het hof oordeelde dat de verdachte in een situatie van ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding verkeerde en dat zijn reactie, het slaan van de benadeelde, als noodzakelijk en geboden kon worden beschouwd. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hem ten laste gelegde mishandeling had gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23/002518-16
Datum uitspraak: 29 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15/075682-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2016 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, [benadeelde] , heeft mishandeld door
- meermalen (met kracht) (met gebalde vuist(en)) te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde] ,
- meermalen (met kracht) te trappen en/of te schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Het hof verstaat het verweer van de verdachte als een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer en overweegt daaromtrent als volgt.
Voorop wordt gesteld dat voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn (vgl. Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456).
Op grond van de zich in het procesdossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is naar het oordeel van het hof samengevat het volgende aannemelijk geworden.
In de nacht van vrijdag 8 april op zaterdag 9 april 2016 zijn de verdachte en zijn vriend [vriend verdachte] in partycentrum ‘ [partycentrum] ’ in Grootebroek aan het poolen geweest. Toen zij het partycentrum wilden verlaten, kwam de aangever [benadeelde] binnen. [benadeelde] is volgens de eigenaar van [partycentrum] in 2008 voor onbepaalde tijd de toegang tot dit etablissement ontzegd, omdat hij ‘vaker provocerend mensen liep uit te dagen, handtastelijk was naar andere gasten en zichtbaar drugs had gebruikt’ (procesdossier p. 36). [benadeelde] liep op uitdagende wijze met opzet tegen zowel de verdachte als tegen [vriend verdachte] aan en gedroeg zich agressief. De verdachte verzocht [benadeelde] om ‘normaal’ te doen, maar daaraan gaf [benadeelde] geen gehoor en ging met zijn hoofd tegen het hoofd van de verdachte staan (procesdossier p. 23). Volgens [vriend verdachte] praatte [benadeelde] raar, alsof hij dronken was (procesdossier p. 77). De verdachte probeerde een conflict te vermijden en is rondjes om een pooltafel gaan lopen teneinde bij [benadeelde] uit de buurt te blijven. [benadeelde] bleef de verdachte echter achtervolgen en bedreigde verdachte daarbij met de dood (procesdossier p. 24). Anders dan de politierechter acht het hof, mede gelet op de verklaring van [vriend verdachte] (procesdossier p. 39), aannemelijk dat [benadeelde] de verdachte daarbij herhaaldelijk hard in zijn rug heeft getrapt. Toen de verdachte zich na de vierde trap omdraaide om het trappen te doen stoppen, werd hij door [benadeelde] meermalen tegen de borst geduwd. Vervolgens bewoog [benadeelde] zijn arm naar achteren en maakte aanstalten om de verdachte te slaan. De verdachte was naar eigen zeggen echter sneller en heeft met zijn vuist [benadeelde] geslagen (procesdossier p. 24). Laatstgenoemde viel daardoor achterover op een pooltafel, waarna de twee in een gevecht raakten waarin over en weer werd geslagen. Daarbij ging [benadeelde] volgens bedrijfsleider [bedrijfsleider] ‘helemaal los’ en sloeg hij om zich heen (procesdossier p. 49). Vervolgens heeft [vriend verdachte] met de onderkant van een glas op het hoofd van [benadeelde] geslagen, waardoor het gevecht stopte. Ter plaatse gekomen verbalisanten hoorden [benadeelde] schreeuwen en schelden en stelden vast dat er op geen enkele wijze een gesprek met hem te voeren viel (procesdossier p. 39). Hij was onder invloed van alcohol en mogelijk drugs, was onvast ter been, sprak met dubbele tong, gaf geen antwoord op vragen, maar bleef alleen maar – (doods)bedreigingen – schreeuwen (procesdossier p. 48). Tijdens het vervoer van [benadeelde] naar de eerste hulp was hij zeer agressief en uitte hij diverse beledigingen tegen de verbalisanten. In de behandelkamer van het ziekenhuis bleef hij verbaal en fysiek erg agressief en is besloten hem met extra handboeien aan het ziekenhuisbed vast te maken en een kalmeringsmiddel in te spuiten. Deze spuit sloeg, mogelijk als gevolg van lichamelijke gewenning door het vroegere zware drugsgebruik door [benadeelde] , niet aan. Uiteindelijk zijn nog zes kalmeringsspuiten nodig geweest om [benadeelde] tot bedaren te brengen (procesdossier p. 42).
Het hof is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte door [benadeelde] , bestaande uit het hard trappen tegen de rug. Het maken van aanstalten door [benadeelde] om de verdachte te slaan heeft te gelden als een onmiddellijk dreigend gevaar voor zulk een aanranding. De verdediging door de verdachte kan als geboden en noodzakelijk worden gezien, mede in het licht van de vruchteloze pogingen van de verdachte om zich aan het provocerende en agressieve gedrag van [benadeelde] te onttrekken, de trappen die de verdachte daarbij al had geïncasseerd en de omstandigheid dat niemand de verdachte op dat moment te hulp kwam. Het hof acht de wijze van verdediging – het slaan met een vuist – voorts niet wanverhouding staan tot het schoppen in de rug door [benadeelde] en de daaropvolgende (dreigende) aanval van [benadeelde] . Bij zijn oordeel heeft het hof ook acht geslagen op hetgeen is vastgesteld omtrent het gedrag en de staat waarin [benadeelde] zich die avond bevond, te weten die van een mogelijk gedrogeerd, maar in elk geval provocatief, uiterst agressief en niet voor rede vatbare persoon.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat van de verdachte in de omstandigheden van het geval redelijkerwijs niet gevergd kon worden dat hij zich nog langer aan de agressie van [benadeelde] zou proberen te onttrekken. Evenmin kan worden gezegd dat de verdachte, door na de vierde trap zich om te draaien richting [benadeelde] , de confrontatie met laatstgenoemde heeft opgezocht; het omgekeerde was het geval. Het beroep op noodweer slaagt derhalve.
Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht wordt mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht (vgl. Hoge Raad 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690). Nu het hof van oordeel is dat de verdachte met vrucht een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer kan doen, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachtes ten laste gelegde gedraging als wederrechtelijk en daarmee als mishandelend kan worden gezien. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. F.A. Hartsuiker en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2017.
mr. F.A. Hartsuiker en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]