ECLI:NL:GHAMS:2017:2011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
23-002830-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs en gebrek aan nader onderzoek door opsporingsinstanties

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, had op 4 februari 2016 aangifte gedaan van diefstal van zijn scooter, maar het hof oordeelde dat hij wist dat deze diefstal niet had plaatsgevonden. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte herkend was door een verbalisant, maar de verdediging voerde aan dat de verdachte op het moment van de vermeende diefstal niet in de buurt was en dat er geen bewijs was dat hij de scooter had gebruikt. Het hof concludeerde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar alternatieve scenario's, zoals de mogelijkheid dat iemand anders de personalia van de verdachte had opgegeven. Dit gebrek aan nader onderzoek leidde tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastelegging. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002830-16
datum uitspraak: 30 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-025644-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2016 te Amsterdam aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft verdachte ten overstaan van [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Amsterdam, opzettelijk en in strijd met de waarheid verklaard dat op woensdag 3 februari 2016 tussen 11.00 uur en 23.30 uur een scooter, kenteken [kenteken], zou zijn gestolen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verbalisant [verbalisant 2] na het opnemen van de personalia van de bestuurder van een scooter op Bluespot heeft gekeken en de verdachte heeft herkend. Toen de verdachte een dag later op het politiebureau verscheen om aangifte van diefstal van deze scooter te doen, heeft hij hem eveneens herkend. Bovendien was het stuurslot van de scooter intact en niet beschadigd. Het moet dus de verdachte zijn geweest die verbalisant [verbalisant 2] op 3 februari 2016 heeft staande gehouden. De advocaat-generaal komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en heeft gevorderd dat de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, wordt veroordeeld.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepleit voor vrijspraak omdat zijn cliënt, die zijn personalia aan de verbalisant zou hebben opgegeven, daarna is weggerend, hetgeen hoogst onwaarschijnlijk is. Hij komt tot de conclusie dat die persoon zijn cliënt niet is geweest, mede vanwege de ter zitting afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dat zij samen met de verdachte met de auto van de verdachte vanuit Amsterdam rond 18.00 uur naar Alkmaar zijn gereden en dat ze rond 20.00 uur weer terug waren in Amsterdam. Het tijdstip van staande houden, te weten 19.20 uur is daarmee niet te rijmen.
Het hof stelt vast dat de verbalisant de personalia van de verdachte heeft genoteerd die hem door de bestuurder van de scooter zijn meegedeeld. Nadien heeft de verbalisant, toen deze bestuurder wegrende, de door hem genoemde personalia in Bluespot ingevoerd en kwam de foto van de verdachte in beeld. De verdachte zelf heeft vanaf het begin ontkend op de scooter toen aldaar te hebben gereden. Zijn vrienden hebben ter zitting bevestigd dat zij op 3 februari 2016 samen met hem rond 18.00 uur uit Amsterdam met de auto naar Alkmaar zijn vertrokken en dat ze rond 20.00 uur zijn teruggekeerd in Amsterdam. De verdachte is op het politiebureau verschenen en heeft uiteindelijk aangifte van diefstal van de scooter gedaan. Hij heeft bij die gelegenheid gezegd dat de scooter op slot stond, de sleutels bij hem thuis lagen en hij niemand toestemming heeft gegeven van zijn scooter gebruik te maken. De scooter had geen braaksporen.
Met de raadsman valt het het hof op dat de bestuurder van de scooter de personalia van de verdachte heeft opgegeven en toen is weggerend. De verbalisant heeft de verdachte later herkend aan de hand van de Bluespot-foto. Het hof constateert dat ondanks het als merkwaardig te duiden gedrag (juiste personalia opgeven en dan wegrennen zonder dat daarvoor een plausibele reden voorhanden is) geen onderzoek is gedaan naar het scenario dat iemand anders de personalia van de verdachte heeft opgegeven, welke persoon (sterke) gelijkenis vertoonde met de (Marokkaanse) verdachte en die (on)middellijk over de sleutels heeft kunnen beschikken, bijvoorbeeld een gezins- en/of familielid. De opsporingsautoriteiten hebben - naar het oordeel van het hof - onvoldoende oog gehad voor het laatstgenoemde, niet op voorhand onwaarschijnlijke, scenario. Ook is geen nader onderzoek gedaan naar de eventuele bij de verdachte aanwezige wetenschap dienaangaande.
Het hof komt onder deze omstandigheden dan ook tot een vrijspraak.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 mei 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.