4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen:
Beoordeling van het geschil
9. Ingevolge artikel 13bis, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) dient, indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld, een voordeel wegens privégebruik van die auto in aanmerking te worden genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
10. Artikel 13 bis, vierde lid, van de Wet LB 1964 bepaalt dat indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, het voordeel wordt gesteld op nihil.
“Nu aan belanghebbende gedurende het gehele kalenderjaar 2006 een personenauto ter beschikking is gesteld en hij die auto gedurende dat kalenderjaar voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt, is het voordeel terecht op kalenderjaarbasis gesteld op 22 percent van de waarde van de auto. De omstandigheid dat belanghebbende de auto gedurende een gedeelte van het jaar niet voor privé-doeleinden heeft gebruikt - en hij toen over een 'verklaring geen privé-gebruik' beschikte – staat aan voormelde toepassing op kalenderjaarbasis niet in de weg".
Het is hierbij niet van belang of de belastingplichtige in een kalenderjaar over één personenauto de beschikking heeft gehad, of achtereenvolgens over meerdere personenauto’s. De grens van 500 privé-kilometers wordt niet gesteld per personenauto, maar betreft het privégebruik van alle in dat jaar ter beschikking gestelde personenauto’s (vgl. uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch van 23 december 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ0021). Dat het in het onderhavige geval gaat om een auto met bijtelling en een auto waarvan de bijtelling op grond van het derde lid van artikel 13bis van de Wet LB 1964 op nihil wordt gesteld, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. 12. Uit het voorgaande blijkt dat voor het achterwege laten van de bijtelling van artikel 13bis van de Wet LB 1964 van belang is of eiseres in alle aan haar ter beschikking gestelde auto’s op kalenderjaarbasis in totaal minder dan 500 privé-kilometers heeft gereden. Op basis van de rittenregistraties van beide auto’s en de verklaring van eiseres dat de auto’s in 2013 tezamen voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt, komt de rechtbank tot het oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De omstandigheid dat eiseres in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat het aantal gereden kilometers in de [auto 2] niet relevant is in verband met de voor de [auto 2] geldende bijtelling van 0%, kan hier geen verandering in brengen. Een dergelijk onderscheid vindt geen steun in de wet, nu uit de wet volgt dat voor beide auto’s een bijtelling dient te worden toegepast, maar dat die bijtelling achterwege kan blijven als blijkt dat er op kalenderjaarbasis minder dan 500 kilometer privé is gereden en dat de bijtelling voor een auto met een beperkte Co2-uitstoot wordt verlaagd.
Verweerder heeft terecht voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de naheffingsaanslag opgelegd op basis van de cataloguswaarde van de in de periode 1 januari 2013 tot 5 november 2013 aan eiseres ter beschikking gestelde [auto 1] naar de hiervoor geldende bijtelling van 25%. De bijtelling over de cataloguswaarde van de aan eiseres ter beschikking gestelde [auto 2] in de periode 5 november 2013 tot en met 31 december 2013 heeft verweerder terecht vastgesteld op het voor de [auto 2] geldende bijtellingspercentage van 0%.
13. Voorts neemt eiseres het standpunt in dat de berichtgeving omtrent het rijden met een elektrische auto en ‘geen fiscale bijtelling’ voor veel onduidelijkheid heeft gezorgd. Het is eiseres niet duidelijk hoe zij op de hoogte had kunnen zijn van de interpretatie van de regeling. In 2013 – maar ook later – was daarover nauwelijks informatie van de Belastingdienst te vinden. Enkel was bekend dat de overheid het gebruik van elektrische auto’s stimuleert. Daarnaast hebben de leveranciers van elektrische auto’s ook nimmer duidelijkheid gegeven omtrent de gevolgen voor de belastingheffing.
14. Voor zover eiseres met voorgaande stelling een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, oordeelt de rechtbank dat geen sprake kan zijn van door de verweerder gewekt vertrouwen. Van gewekt vertrouwen kan eerst sprake zijn bij een expliciete standpuntbepaling door verweerder ten opzichte van eiseres. Daarvan is hier niet gebleken. De stelling dat berichtgeving, al dan niet van verweerder, voor veel onduidelijkheid heeft gezorgd kan niet voor rekening en risico komen van verweerder. Een belastingschuld vloeit immers rechtstreeks voort uit de wet en niet uit beleid van verweerder. Daarnaast ligt het op de weg van eiseres, indien zij van een bepaalde regeling gebruik wil maken en uitgaat van een bepaalde veronderstelling, namelijk geen fiscale bijtelling, te informeren naar de precieze inhoud en werking van de wetgeving. Op het door eiseres ingevulde formulier “Wijziging of intrekking Loonheffingen Verklaring geen privégebruik auto” staat dat de mogelijkheid bestaat dat als de verklaring wordt ingetrokken loonbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet moet worden betaald over het voordeel van het privégebruik. Op basis van het voorgaande kan niet gezegd worden dat de bijtellingsregeling onvoldoende kenbaar voor eiseres was dan wel kon zijn.
15. Eiseres voert tevens aan dat de in geschil zijnde aanslag als een straf voelt en buitenproportioneel is gelet op de hoogte van de aanslag (€ 3.717) en het verschil tussen de met de auto’s gereden privékilometers (618) en de toegestane privékilometers (500). Een bijtelling naar rato van de gereden privékilometers vindt echter geen steun in de wet, nu uit de wet volgt dat bijtelling plaatsvindt indien de auto’s op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden worden gebruikt. Nu eiseres de auto’s op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt, heeft verweerder terecht onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Met hetgeen eiseres op dit punt naar voren heeft gebracht, richt zij zich feitelijk tegen de regeling van artikel 13bis van de Wet LB 1964 als zodanig. De rechtbank mag zich echter over de wettelijke regeling niet uitlaten, gelet op artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende Algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk. Daarin is vastgelegd dat de rechter volgens de wet dient recht te spreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen.
16. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.