3.24[appellant] komt in grief 9 op tegen de overweging van de rechtbank (2.27 e.v. van het vonnis van 17 juni 2015) dat geen sprake is van zuivere aanvaarding. Hij beroept zich op het overzicht van betalingen (productie 27 bij de dagvaarding) dat grotendeels betrekking heeft op de periode na het overlijden van de moeder en voor de akte van beneficiaire aanvaarding.
Het hof overweegt als volgt. Het overzicht bevat acht transacties, te weten:
25-02-2013 [geintimeerde sub 3] boodschappen € 59,77
25-02-2012 Verbouwing [geintimeerde sub 2] € 210,69
21-11-2012 [geintimeerde sub 2] eten € 51,55
15-10-2012 [geintimeerde sub 2] Efteling € 56,37
15-10-2012 [geintimeerde sub 2] € 100,-
15-10-2012 [geintimeerde sub 2] € 100,-
24-10-2012 [geintimeerde sub 2] , plastic bak + munten € 37,81
04-09-2012 kasopname € 500,-
De post a. [geintimeerde sub 3] boodschappen 25 februari 2013 ziet op de periode na de beneficiaire aanvaarding en de post b. verbouwing [geintimeerde sub 2] 25 februari 2012 op de periode voor het overlijden van de moeder, zodat deze buiten beschouwing blijven. De transactie d. [geintimeerde sub 2] Efteling betreft een storting en blijft om die reden eveneens buiten schot. De kasopname h. van € 500,-, zal het hof buiten beschouwing laten, omdat [appellant] het betreffende bankafschrift niet heeft overgelegd en mede gelet op de betwisting dat de erfgenamen op de in productie 27 genoemde data gelden tot zich hebben genomen.
De vraag doet zich voor of de resterende uitgaven onder c., e., f. en g. als daden van zuivere aanvaarding kunnen worden aangemerkt.
[geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] hebben onder meer gesteld hooguit handelingen van beheer te hebben verricht en dan nog (meestentijds) op verzoek of in opdracht van [geintimeerde sub 1] als aangesteld executeur. Zij stellen op verzoek/in opdracht van [geintimeerde sub 1] met behulp van derden werkzaamheden betreffende de ontruiming van de woning van de erflater te hebben verricht in welk verband een eenvoudige maaltijd is genuttigd van € 51,55. Daarnaast is er nog een tweetal afschrijvingen van € 100,- waarvoor geen concrete verklaring bestaat, en een post [geintimeerde sub 2] , plastic bak munten € 37,81.
“Een erfgenaam kan een nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Een aanvaarding kan zuiver geschieden of onder voorrecht van boedelbeschrijving (art. 4:190 lid 1 BW). Een eenmaal gedane keuze is onherroepelijk en werkt terug tot het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap (art. 4:190 lid 4 BW). Zuivere aanvaarding van een nalatenschap kan niet alleen uitdrukkelijk geschieden (art. 4:191 lid 1 BW), maar ook stilzwijgend (art. 4:192 lid 1 BW), dat laatste doordat een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedraagt als een erfgenaam die zuiver heeft aanvaard, tenzij hij zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.
In de T.M. bij art. 4:192 BW (Parl. Gesch. Vaststellingswet Boek 4 BW, p. 932) is onder meer opgemerkt dat het enige wat nodig is om van stilzwijgende aanvaarding van een nalatenschap te kunnen spreken, is dat de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als erfgenaam gedraagt. In de MvA II bij deze bepaling (Parl. Gesch. Vaststellingswet Boek 4 BW, p. 933-934) is onder meer opgemerkt dat van zuivere aanvaarding geen sprake is indien de erfgenaam daden van beheer verricht. Van zuivere aanvaarding is wél sprake indien de erfgenaam over de goederen van de nalatenschap als heer en meester beschikt of wanneer hij, eventueel in een andere vorm dan een verklaring ter griffie, duidelijk aan de schuldeisers van de nalatenschap doet blijken dat hij de schulden van de nalatenschap geheel voor zijn rekening neemt. Wanneer er twee of meer erfgenamen zijn, hangt het in beginsel van de gedragingen van iedere erfgenaam afzonderlijk af of hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. In zijn beschikking van 26 april 1968, NJ 1969/322, heeft de Hoge Raad overwogen dat het antwoord op de vraag of uit de gedragingen van een erfgenaam de bedoeling kan worden afgeleid om de erfenis stilzwijgend te aanvaarden, afhangt van de omstandigheden van het geval.”
Voor de beantwoording van voormelde vraag acht het Hof de volgende omstandigheden van belang. [geintimeerde sub 1] is tot executeur benoemd in de nalatenschap van de erflaatster en had in die hoedanigheid het beheer en de beschikking over de goederen van de nalatenschap en recht op loon, dat tezamen met de door hem gemaakte kosten ten laste van de nalatenschap komt. Hij heeft de benoeming aanvaard en, naar [appellant] niet heeft betwist, bij de uitoefening van zijn taak [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] verzocht/opgedragen handelingen ten behoeve van de afwikkeling van de nalatenschap te verrichten, die daartoe zijn overgegaan. Uit deze opdrachten/ handelingen zijn kosten voortgevloeid die ten laste van de nalatenschap zijn gekomen. [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] stellen, onbetwist, op de bewuste data geen bedragen tot zich te hebben genomen. Het gaat om geringe bedragen afgezet tegen de activa met een saldo destijds voorlopig gesteld op € 497.925,- en de eigen vorderingen van de kinderen voorlopig vastgesteld op € 192.593,-. In het licht van deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat uit de gedragingen van [geintimeerde sub 2] en [geintimeerde sub 3] kan worden afgeleid dat zij de bedoeling hebben gehad de nalatenschap van hun moeder zuiver te aanvaarden of dat zij zich door het verrichten van de gewraakte gedragingen ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als zuiver aanvaard hebbende erfgenamen hebben gedragen.
Overigens heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden te bewijzen aangeboden, die indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
Grief 9 faalt.