ECLI:NL:GHAMS:2016:5264

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
23-003340-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland inzake verkeersongeval onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 augustus 2015. De verdachte, geboren in Roemenië in 1989, was betrokken bij een verkeersongeval op 14 juni 2013 in Beverwijk, waarbij zij onder invloed van alcohol een auto bestuurde en een inzittende, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toebracht. De verdachte had een alcoholgehalte van 1,01 milligram per milliliter bloed, wat boven de toegestane limiet ligt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden, niet met de nodige voorzichtigheid en controle over het voertuig, wat leidde tot een slip en een botsing tegen een boom. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. In hoger beroep heeft het hof de bewezenverklaring van de rechtbank vernietigd, maar de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde. Het hof heeft de strafmaat gelijk gehouden aan die van de rechtbank, met een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. Het hof heeft de verantwoordelijkheid van de verdachte benadrukt, ondanks het feit dat het slachtoffer en andere passagiers vrijwillig in de auto zijn gestapt.

Uitspraak

parketnummer: 23-003340-15
datum uitspraak: 9 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 augustus 2015 in de strafzaak onder
parketnummer 15-114318-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting in hoger beroep van 10 juni 2016 en 25 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 14 juni 2013 in de gemeente Beverwijk, omstreeks 01.15 uur, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Spoorsingel, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
- terwijl zij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, in elk geval na het nuttigen van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank (1,01 milligram alcohol per milliliter bloed) en/of
- met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of (gelet op de toen geldende omstandigheden) verantwoord was, en/of
- terwijl zij na een val (op haar hoofd) aan (hevige) hoofdpijn leed,
het door haar bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of niet voortdurend onder controle heeft gehouden en/of de macht over het stuur heeft verloren, waardoor zij in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen en/of over een stoeprand is (aan)gereden en/of (vervolgens) in de berm is beland en/of (vervolgens) is (op)gebotst tegen een boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan een inzittende van het door haar bestuurde motorrijtuig, te weten aan [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, (te weten een fractuur aan het bovenbeen en/of een bekkenfractuur), terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en/of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8 derdelid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,01 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
subsidiair:
A. zij op of omstreeks 14 juni 2013 te Beverwijk, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), waarvan een rijbewijs was vereist, terwijl sedert de datum waarop aan haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,01 milligram, in elk geval hoger dan 0.2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
B. zij op of omstreeks 14 juni 2013 in de gemeente Beverwijk, omstreeks 01.15 uur, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Spoorsingel, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is of kon worden veroorzaakt of het verkeer op de weg werd of kon worden gehinderd, immers heeft zij
- terwijl zij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, in elk geval na het nuttigen van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank (1,01 milligram alcohol per milliliter bloed), en/of
- met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en/of (gelet op de toen geldende omstandigheden) verantwoord was, en/of
- terwijl zij na een val (op haar hoofd) aan (hevige) hoofdpijn leed, en/of
het door haar bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid bestuurd en/of niet voortdurend onder controle gehouden en/of de macht over het stuur verloren,
waardoor zij in een slip is geraakt, en/of (vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen en/of over een stoeprand is (aan)gereden en/of (vervolgens) in de berm is beland en/of (vervolgens) is (op)gebotst tegen een boom, waarbij letsel aan personen is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking bewijsverweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – allereerst betoogd dat er geen sprake is van verwijtbare onoplettendheid, nu verdachte ten tijde van het ongeval leed aan een zogenaamde ‘black-out’.
Voorzover de raadsman daarmee heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu zij geen schuld draagt aan het ongeval, wordt het verweer verworpen. Het hof is van oordeel dat voor de stelling dat sprake was van een black-out ten gevolge van een eerdere val op haar hoofd nog geen begin van aannemelijkheid is. Dit klemt te meer nu verdachte tijdens de terechtzitting in hoger beroep zelf heeft aangegeven dat zij tijdens de autorit zich niet geheel onbewust is geweest van wat er om haar heen gebeurde en, in het verlengde daarvan, zich bewust was van de stoeprand.
Naar het oordeel van het hof heeft het slachtoffer, [slachtoffer], ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een fractuur aan het bovenbeen en een bekkenfractuur, waardoor tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (HR 23 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:303). Het hof gaat daarmee voorbij aan het verweer van de raadsman dat zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden verklaard omdat een onafhankelijke letselverklaring ontbreekt. De verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] vindt naar het oordeel van het hof voldoende steun in de overige bewijsmiddelen waaruit valt af te leiden dat het door [slachtoffer] opgelopen letsel wordt aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Ten slotte merkt het hof nog op dat, zoals aangevoerd door de raadsman van de verdachte ter zitting in hoger beroep, de omstandigheid dat het slachtoffer en de andere passagiers op eigen initiatief in de auto zijn gestapt, niet afdoet aan het oordeel dat er sprake is van schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WvW. Het hof verwijst daarbij naar een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden (ECLI:NL:GHLEE:2011:184), waaruit blijkt dat het de plicht van de bestuurder is om ervoor te zorgen dat passagiers gebruik maken van de voor hen bestemde autogordel. Gevolgen van het niet-nakomen van die verplichting komen voor rekening van de chauffeur. Dat zij daarbij een mogelijk risico zouden hebben aanvaard doet niet af aan de verantwoordelijkheid van verdachte zelf. Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat slachtoffer [slachtoffer] zelf bij de verdachte in de auto is gestapt, terwijl hij wist dat verdachte, en hijzelf, alcoholhoudende drank hadden genuttigd. Dat hij daarbij mogelijk een risico aanvaardde doet niet af aan de verantwoordelijkheid van verdachte zelf. Het was immers de keuze van verdachte om onder die omstandigheid met de auto met daarin passagiers te gaan rijden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 14 juni 2013 in de gemeente Beverwijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Spoorsingel, aanmerkelijk, onvoorzichtig - terwijl zij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank en
- met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en gelet op de toen geldende omstandigheden verantwoord was,
het door haar bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en niet voortdurend onder controle heeft gehouden en de macht over het stuur heeft verloren, waardoor zij in een slip is geraakt, en vervolgens met het door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig tegen en over een stoeprand is gereden en vervolgens in de berm is beland en vervolgens is gebotst tegen een boom, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor aan een inzittende van het door haar bestuurde motorrijtuig, te weten aan [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een fractuur aan het bovenbeen en een bekkenfractuur.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval, ten gevolge waarvan [slachtoffer], die bij de verdachte in de auto zat, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft te hard gereden en verkeerde bovendien onder invloed van alcohol. Daarbij is verdachte beginnend bestuurder in de zin van de WVW 1994. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Het hof komt tot een zelfde strafoplegging als door de rechtbank opgelegd. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, nu het bewezen verklaarde tot ernstige gevolgen heeft geleid en de handelwijze van verdachte in strijd is met hetgeen een verkeersdeelnemer in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2016 is zij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M. Iedema en mr. R.M. Vennix, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 december 2016.
Mr. R.M. Vennix en mr. D. Zeiss zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...........]
.