ECLI:NL:GHAMS:2016:4980
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- J.L. Bruinsma
- D.J.M.W. Paridaens
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep beschikking ex artikel 591a Sv inzake verzoek om schadevergoeding in ontnemingsprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verdachte die kosten voor rechtsbijstand in verband met een ontnemingsprocedure vorderde. De verdachte had in eerdere procedures te maken gehad met een vrijspraak voor medeplegen van witwassen en een veroordeling voor valsheid in geschrift, waarbij de ontnemingsvordering door het openbaar ministerie was afgewezen. De advocaat van de verzoekster betoogde dat de hoofdzaak en de ontnemingszaak als afzonderlijke zaken moesten worden beschouwd, en dat er recht op schadevergoeding bestond, ook al was de hoofdzaak niet geëindigd zonder straf of maatregel. De advocaat-generaal concludeerde echter tot de niet-ontvankelijkheid van de verzoekster.
Het hof overwoog dat de Hoge Raad in eerdere arresten had geoordeeld dat de behandeling van een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet als een afzonderlijke zaak moet worden beschouwd. Dit betekende dat de ontnemingsprocedure als een voortzetting van de vervolging in de hoofdzaak werd aangemerkt. Gezien de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en het feit dat verzoekster geen voordeel had verkregen, verklaarde het hof verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek om schadevergoeding. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is op 26 april 2016 openbaar uitgesproken.