Uitspraak
1.Inhoud van het verzoek
- 2 dagen verblijf op het politiebureau (ad € 105,00 per dag) € 210,00
- 100 dagen verblijf in het huis van bewaring (ad € 80,00 per dag) € 8.000,00
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1989, heeft een schadevergoeding aangevraagd van de Staat voor de schade die hij stelt te hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis en verzekering in een strafzaak. De totale schade bedraagt € 8.210,00, inclusief een toeslag voor verblijf in lichte beperkingen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en het standpunt van de advocaat-generaal, die aanvankelijk een vergoeding adviseerde, maar later concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat van verzoeker betoogd dat er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de vergoeding.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 5 februari 2014 in verzekering is gesteld op verdenking van poging tot diefstal met geweld, en dat zijn voorlopige hechtenis op 21 mei 2014 is beëindigd. De strafzaak is zonder oplegging van straf of maatregel geëindigd en het arrest is onherroepelijk geworden. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval en de rol van verzoeker in het strafrechtelijk onderzoek. Het hof concludeert dat de keuze van verzoeker om zijn zwijgrecht in te roepen, invloed heeft gehad op de beoordeling van de billijkheid van de schadevergoeding. Hierdoor zijn er verminderde gronden van billijkheid om de volledige schadevergoeding toe te kennen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de gevraagde schadevergoeding te matigen tot € 4.000,00, en heeft het verzoek om een hogere vergoeding afgewezen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op 11 november 2016 openbaar uitgesproken.