In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van bepaalde strafrechtelijke verwijten, maar heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit was ingesteld tegen de vrijspraak van enkele feiten. De zaak betreft de vraag of een opgelegde randvoorwaardenkorting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een strafvervolging in de weg staat. Het hof overweegt dat de randvoorwaardenkorting een bestuursrechtelijke maatregel is en geen strafrechtelijk karakter heeft, waardoor artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de EU niet van toepassing is. De ASP-jurisprudentie is niet relevant, omdat deze niet betrekking heeft op het schenden van voorwaarden voor bestuursrechtelijke subsidies. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat er sprake is van dubbele bestraffing en eendaadse samenloop. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,00 en 85 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk is. Het hof heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de reeds geleden schade.