Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van [appellante] tot de wettelijke schuldsanering en de verdeling van een gemeenschap die belast is met een hypotheekrecht. [appellante] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tot verkoop van de woning en toelating tot de schuldsanering waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] de mogelijkheid had om de gemeenschap te verdelen, maar dat zij daarvan geen gebruik had gemaakt.
Het hof overweegt dat de faillissementswet een regeling biedt voor de behandeling van goederen die met een hypotheekrecht zijn belast in het kader van de schuldsanering. Het hof concludeert dat de omstandigheid dat [appellante] medegerechtigd is tot een goed dat met een hypotheekrecht is belast, niet in de weg staat aan haar toelating tot de schuldsanering. Het hof wijst erop dat de schuldsaneringsregeling voorziet in de mogelijkheid om een bezwaard goed te gelde te maken, en dat de opbrengst van de verkoop als concurrente vordering onder de schuldsanering valt.
De vorderingen van [appellante] zijn echter afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond dat zij niet tot de schuldsanering kan worden toegelaten. Het hof heeft een comparitie van partijen gelast om de mogelijkheden voor verdeling van de gemeenschap te bespreken, waarbij partijen zich goed moeten voorbereiden op de financiële aspecten van de zaak. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en partijen zijn verplicht om te verschijnen voor de raadsheer-commissaris.