Uitspraak
Inhoud van het klaagschrift
Procesgang
Beoordeling
het tijdstip is inmiddels vastgesteld op 15:55 uur), met het verzoek aan de advocaat-generaal na te (laten) gaan op welke voorwerpen (nog) een dergelijk beslag rust.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2016 uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door een klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Kochheim-Bossink. Het klaagschrift was gericht op de opheffing van inbeslagnemingen ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klaagster had primair verzocht om opheffing van alle inbeslagnemingen en subsidiair om opheffing van het beslag op een viskotter. Het hof heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het klaagschrift, omdat de voorwerpen in beslag waren genomen in het kader van een ontnemingsvordering. Het hof oordeelde dat een redelijke wetsuitleg van artikel 552a, derde lid, Sv meebrengt dat het klaagschrift had moeten worden ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, waar het strafrechtelijk financieel onderzoek was ingesteld. Het hof heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 16 september 2016 is de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde dat het hof niet bevoegd was om het klaagschrift te behandelen. De advocaat van de klaagster voerde aan dat het hof wel bevoegd was, maar het hof heeft deze argumenten niet gevolgd. De beslissing van het hof is genomen in het belang van een goede rechtsgang, waarbij het hof zich niet wilde bemoeien met een zaak die al bij een andere rechter aanhangig was. De beschikking is uitgesproken in openbare raadkamer en de klaagster is in kennis gesteld van de beslissing.