Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
4.1. Wettelijk kader
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een navorderingsaanslag in de schenkbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, had bezwaar gemaakt tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep ongegrond had verklaard. De inspecteur van de Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd, omdat bij de invoer van de aangifte een administratief medewerker een fout had gemaakt door een bedrag van € 37.713 in plaats van het juiste bedrag van € 37.713.473 in te voeren. Dit leidde tot een te lage aanslag en de inspecteur stelde dat er sprake was van een redelijkerwijs kenbare fout, waardoor navordering mogelijk was onder artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Het Hof oordeelde dat de inspecteur bevoegd was om de navorderingsaanslag op te leggen, omdat de fout in de aanslagregeling als een 'schrijf-, overname- of intoetsfout' kon worden gekwalificeerd. De belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat zij in redelijkheid kon menen dat de aanslag correct was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de navordering rechtmatig was, aangezien de te weinig geheven belasting meer dan 30% van de verschuldigde belasting bedroeg, wat de kenbaarheid van de fout voor de belanghebbende bevestigde.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die van de Belastingdienst verwacht mag worden, maar ook dat de belastingplichtige niet kan rekenen op een feilloze werking van de Belastingdienst. De uitspraak is openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.