ECLI:NL:GHAMS:2016:3473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
200.173.818/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over de uitvoering van een testament en de verdeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen notaris mr. [naam]. Klager verwijt de notaris dat hij op onjuiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het testament van zijn moeder na haar overlijden op 19 maart 2014. De klacht is ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de nalatenschap van de vader van klager nog niet was verdeeld op het moment van overlijden van de moeder, waardoor de vorderingen van de kinderen op de moeder als passiefposten in aanmerking dienden te worden genomen bij de berekening van het saldo van haar nalatenschap.

De procedure begon met een klacht van klager, die op 2 februari 2016 door het hof werd behandeld. Klager had bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de notaris de erfdelen had berekend, en stelde dat hij minder had ontvangen dan waar hij recht op had. Het hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Klager had een schriftelijke overeenkomst met zijn moeder over de verkoop van het huis, maar de notaris had de erfdelen correct berekend, rekening houdend met de schulden van de nalatenschap.

Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klachten die in hoger beroep waren ingediend. De klacht van klager is ongegrond verklaard, en het hof heeft bevestigd dat de notaris de juiste berekeningswijze heeft gehanteerd. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte afhandeling van nalatenschappen en de rol van de notaris in dit proces.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.173.818/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2014/85
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 augustus 2016
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Op 2 februari 2016 heeft het hof een tussenbeslissing (ECLI:NL:GHAMS:2016:375)
(hierna: de tussenbeslissing) gegeven in deze zaak. Voor het verloop van het geding tot
2 februari 2016 verwijst het hof naar de tussenbeslissing.
1.2.
In genoemde beslissing heeft het hof geconcludeerd dat appellant (hierna: klager) tijdig beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de kamer op de klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris), beslist dat een mondelinge behandeling (waarop de klacht inhoudelijk kan worden behandeld) zal worden bepaald op een nader te bepalen datum en tijdstip en iedere verdere beslissing aangehouden.
1.3.
Op 26 februari 2016 heeft het hof van de notaris een brief van 25 februari 2016 met bijlagen ontvangen.
1.4.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter openbare terechtzitting van 9 juni 2016. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 24 november 1996 is overleden [naam] (hierna: de vader) met achterlating van een echtgenote (hierna: de moeder) en vijf kinderen, onder wie klager.
3.2.2.
De vader heeft bij testament van 27 december 1977 over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament heeft de vader de moeder en kinderen tot zijn gezamenlijke erfgenamen benoemd en bij wijze van ouderlijke boedelverdeling overeenkomstig artikel 4:1167 (oud) Burgerlijk Wetboek al zijn tot de nalatenschap behorende baten (waaronder de echtelijke woning, hierna: het huis) toebedeeld aan de moeder. Aan de vijf kinderen is een geldvordering op de moeder ter grootte van hun erfdeel toebedeeld. De moeder is deze geldvorderingen uit de nalatenschap van de vader schuldig gebleven.
3.2.3.
Klager woonde ten tijde van het overlijden van de vader in het huis en is daar blijven wonen. Op 11 januari 2006 hebben de moeder en klager een schriftelijke overeenkomst gesloten waarbij de moeder het huis aan klager verkocht voor € 175.000,-. De juridische levering van het huis en de betaling van de koopprijs zouden plaatsvinden nadat klager zijn boot had verkocht.
3.2.4.
Op 9 februari 2006 heeft de notaris, destijds als kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van oud-notaris mr. [notaris X] (hierna: [notaris X]), met de moeder gesproken over een door haar op te maken testament. Klager was bij die bespreking aanwezig. Een dag later is aan de moeder een concept van haar testament verzonden.
3.2.5.
Op 7 maart 2006 heeft [notaris X] het testament van de moeder gepasseerd. In dit testament heeft de moeder haar kinderen tot haar erfgenamen benoemd, klager voor zes/tiende deel van de nalatenschap en de overige vier kinderen ieder voor een/tiende deel van de nalatenschap (hun legitieme portie).
3.2.6.
Aan [notaris X] is per 1 september 2010 eervol ontslag verleend. Op diezelfde datum is de notaris als zodanig benoemd. Het protocol van [notaris X] is overgedragen aan de notaris.
3.2.7.
De moeder is op 19 maart 2014 overleden. Op of omstreeks diezelfde datum heeft klager zijn boot verkocht. Over de wijze van berekening van het klagers broers en zusters toekomende bedrag is discussie ontstaan tussen klager en de notaris.
3.2.8.
Bij brief van 23 juli 2014 heeft de notaris aan klager een toelichting gegeven op (onder meer) de wijze waarop de erfdelen naar zijn mening dienden te worden berekend. Hierin staat onder meer:
“U merkt op dat u slechts voor 6/10e gedeelte voor de schulden van de nalatenschap aansprakelijk bent. U heeft een verkeerde voorstelling van zaken. U erft uiteindelijk het 6/10e gedeelte van het saldo van de nalatenschap van moeder en uw broers en zusters elk het 1/10e gedeelte. In feite komt het er op neer dat u erft uw aandeel in het saldo van alle bezittingen minus alle schulden.
Een grote post betreft de schuld van moeder aan haar kinderen wegens het na het overlijden van uw vader aan hen schuldig gebleven vaderspart.
Uw broers zijn bereid onder voorwaarde van tijdige afnamen en betaling, dat vaderspart te beperken tot het 1/12e gedeelte van de WOZ-waarde van het woonhuis per overlijdensdatum van vader, zijnde € 76.235, te vermeerderen met de rente (..). Per kind bedraagt het vaderspart€ 6.353. Vermeerderd met de rente (..) bedraagt het € 11.997.(..)
De nalatenschap van moeder ziet er globaal genomen als volgt uit.
Nog te incasseren koopsom van het woonhuis 175.000
Saldo bank- en spaartegoedenp.m.
Totaal actief 175.000
Schulden en begrafeniskosten
Begrafeniskosten/huish.schulden p.m.
5 x schuldig gebleven vaderspart59.885
Totaal passief59.885
Saldo nalatenschap 115.115
Waartoe gerechtigd:
- zoon [klager] voor het 6/10 gedeelte of 69.069
- de andere kinderen voor het 1/10e gedeelte of 11.511
Totale gerechtigdheid (exclusief p.m. posten):
- zoon [klager]:
vaderspart 11.997
erfdeel69.069
totaal 81.046
- ieder der andere kinderen:
vaderspart 11.997
erfdeel11.511
totaal 23.488
Uw mede-erfgenamen gaan akkoord met verrekening van uw eigen aandeel ad 81.046 met de door u te betalen koopsom. De aandelen van uw mede-erfgenamen in totaal doende een bedrag ad € 93.952 dienen uiteraard wel bij het passeren van de notariële akte via de notaris te worden voldaan en zullen ook gelijk door de notaris (onder inhouding van ieders aandeel in de boedel- en/of notariskosten) aan hen worden uitgekeerd. (..)
Al het bovenstaande in aanmerking nemende komt het er op neer dat u het huis voor 1 september a.s. in eigendom dient af te nemen en daarvoor in elk geval benodigt voormeld bedrag ad € 93.952 (..).”
3.2.9.
Op 29 augustus 2014 heeft de notaris, mede ter uitvoering van de door de moeder en klager gesloten koopovereenkomst, een akte van verdeling gepasseerd. Daarbij is de eigendom van het huis door de gezamenlijke erfgenamen van de moeder overgedragen aan klager onder de verplichting voor klager om aan ieder van zijn vier broers en zusters een bedrag te betalen van
€ 23.488,-.
3.2.10.
Bij brief van 13 november 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris en [notaris X]. De kamer heeft deze klacht voor zover gericht tegen de notaris in behandeling genomen onder nummer SHE/2014/85 en voor zover gericht tegen [notaris X] onder nummer SHE/2014/84. De klachten zijn door de kamer gezamenlijk behandeld op 20 april 2015. Op 18 mei 2015 heeft de kamer bij twee afzonderlijke beslissingen op de klacht beslist. Het hof heeft op 2 februari 2016 een beslissing gegeven in de zaak [notaris X] (ECLI:NL:GHAMS:2016:374).
4. Standpunt van klager
4.1.
Klager verwijt de notaris - in de kern – dat hij op onjuiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het testament van de moeder na haar overlijden op 19 maart 2014.
4.2.
Naar de mening van klager heeft de notaris een verkeerde berekening gemaakt van de erfdelen van de andere erfgenamen. Volgens hem heeft de notaris onjuist gerekend ten gunste van klagers broers en zusters en in zijn nadeel waardoor niet overeenkomstig de wil van zijn moeder is gehandeld. Klager schrijft hierover:
“a. Vier WOZ-vorderingen vadersparten na het overlijden van vader + rente € 11.997
b. Vier 1/4 vadersparten 4/10 uit moeders testament € 11.511
Dat is naar mijn mening niet correct
€ 93.952 vind ik toch wel erg veel temeer omdat ik moeders volledige nalatenschap heb gekregen plus mijn deel”.
Als gevolg van deze onjuiste berekeningswijze heeft klager minder toebedeeld gekregen dan hij zou krijgen, aldus klager.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Nieuwe klachten
6.1.
Klager heeft in hoger beroep nieuwe klachten geformuleerd, inhoudende dat de notaris heeft nagelaten een vrijstelling van erfbelasting aan te vragen en dat de notaris is tekortgeschoten bij de verdeling van het banktegoed van de moeder. Op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt dient het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw geformuleerde klachten geen plaats. Klager zal daarom in zijn nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoeding
6.2.
Ter zitting bij de kamer heeft klager ‘teruggave van het te veel door hem betaalde’ geëist. De kamer heeft dit opgevat als een verzoek de notaris te veroordelen tot vergoeding van de door klager gestelde schade en klager vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek omdat de Wet op het notarisambt niet in de mogelijkheid voorziet een notaris in het kader van een tuchtrechtelijke procedure te veroordelen tot schadevergoeding. Het hof volgt dit oordeel.
Berekening erfdelen
6.3.
Het hof begrijpt het verwijt van klager inhoudende dat het testament van de moeder niet overeenstemt met haar wil (anders dan de kamer) niet als een ongeoorloofde uitbreiding van zijn klacht maar als een andere of nadere onderbouwing van zijn klacht (zoals hierboven onder 4. weergegeven). Het hof overweegt als volgt ten aanzien van die klacht.
6.4.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris de juiste berekeningswijze heeft gehanteerd bij de verdeling van de nalatenschap van de moeder, afgezien van een niet in het nadeel van klager gemaakte rekenfout (de vijf keer schuldig gebleven vadersparten van
€ 11.997,- bedragen in totaal € 59.985,- en niet € 59.885,-). De klacht van klager miskent dat de nalatenschap van de vader nog niet was verdeeld op het moment van overlijden van de moeder en de hieruit voorvloeiende vorderingen van de kinderen op de moeder bij de berekening van het saldo van haar nalatenschap derhalve als passiefpost in aanmerking dienden te worden genomen. Uit dien hoofde zijn de bedragen van € 11.997,- per kind terecht als schulden van de nalatenschap van de moeder aangemerkt, en is de gerechtigdheid van klager in de nalatenschap van zijn moeder juist berekend. Het voorgaande betekent dat de klacht van klager ongegrond is.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in haar geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachten die voor het eerst in hoger beroep zijn aangevoerd;
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende,
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn eis tot teruggave van het te veel door hem betaalde;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en G. Kleykamp - van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016 door de rolraadsheer.