In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch. Klager verwijt de notaris een gebrek aan toezicht op de kandidaat-notaris bij het voorbereiden van het testament van zijn moeder en het uitvoeren daarvan na haar overlijden. De kamer heeft klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Het hof vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn eis tot teruggave van het teveel door hem betaalde, terwijl de klacht voor het overige ongegrond wordt verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de erflater overleed in 1996 en heeft zijn echtgenote en kinderen als erfgenamen benoemd. Klager heeft in 2006 een koopovereenkomst gesloten met zijn moeder voor de woning waarin hij woonde. Na het overlijden van zijn moeder in 2014 heeft de kandidaat-notaris een akte van verdeling gepasseerd, maar er ontstond discussie over de berekening van de erfdelen. Klager diende een klacht in tegen de notaris en de kandidaat-notaris, die gezamenlijk werd behandeld door de kamer.
Het hof oordeelt dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor de handelwijze van de kandidaat-notaris, aangezien deze ervaren was en zelfstandig werkte. De notaris had geen reden om de werkzaamheden van de kandidaat-notaris te controleren. Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en geeft een nieuwe beslissing, waarbij klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn eis tot teruggave van het teveel betaalde en de klacht voor het overige ongegrond wordt verklaard.