ECLI:NL:GHAMS:2016:375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
200.173.818/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer inzake klacht tegen notaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 2 februari 2016. Klager had eerder een klacht ingediend tegen notaris [notaris] en oud-notaris [Z] in verband met hun handelen. De kamer heeft klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Klager heeft tijdig hoger beroep ingesteld, maar de vraag is of dit ook betrekking heeft op de beslissing van de kamer met betrekking tot de notaris. Het hof heeft vastgesteld dat klager in zijn brief van 15 juni 2015, waarin hij om uitstel vroeg voor het indienen van zijn verzoekschrift, ook zijn onvrede over de notaris heeft geuit. Het hof concludeert dat klager met zijn beroep ook de beslissing van de kamer over de notaris heeft willen aanvechten. Hierdoor is klager ontvankelijk in zijn hoger beroep. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om verhinderdata op te geven voor een mondelinge behandeling, waarbij de klacht inhoudelijk zal worden behandeld. De verdere beslissing is aangehouden tot een nader te bepalen datum.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.173.818/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2014/85
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 2 februari 2016
inzake
[klager] ,
wonend te [plaatsnaam] ,
appellant,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Bij brief van 15 juni 2015, door het hof ontvangen op 17 juni 2015 heeft appellant (hierna: klager) het hof het volgende geschreven:

Door omstandigheden is het niet mogelijk om het complete verzoekschrift met betrekking tot de ontvangen beslissing van de Kamer voor het notariaat in het Ressort ’s-Hertogenbosch – kenmerk Klacht SHE/2014/84 dd 18 mei 2015 – in te dienen voor het verstrijken van de termijn van 30 dagen na dagtekening.
Derhalve verzoek ik u hierbij vriendelijk om mij een uitstel van 14 dagen te verlenen voor het indienen van het verzoekschrift. Graag ontvang ik hiervan een schriftelijk bevestiging.’
1.2.
Bij brief van 9 juli 2015, ontvangen door het hof op 13 juli 2015, heeft klager met verwijzing naar hetzelfde kenmerk als genoemd in zijn brief van 15 juni 2015 en onder vermelding van
‘betreft hoger beroep [klager] / [Z] [notaris] ’aan het hof meegedeeld dat hij zich niet kan verenigen met de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 18 mei 2015 (ECLI:NL:TNORSHE:2015:9) op zijn klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris). De kamer heeft in deze beslissing (hof: gewezen onder nummer SHE/2014/85) klager deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht tegen de notaris en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.3.
De notaris heeft op 1 september 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2016. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota (met bijlagen) die hij aan het hof heeft overhandigd. De notaris is niet verschenen, hetgeen hij vooraf had aangekondigd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Bij brief van 13 november 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen [Z] , oud-notaris te [plaatsnaam] , en tegen de notaris. De kamer heeft deze klacht voor zover gericht tegen oud-notaris [Z] in behandeling genomen onder nummer SHE/2014/84 en voor zover gericht tegen de notaris onder nummer SHE/2014/85. Op 18 mei 2015 heeft de kamer bij twee afzonderlijke beslissingen op de klacht beslist.
3.2.
Aan klager is een afschrift van de bestreden beslissing toegestuurd als bijlage bij een aangetekende brief van 18 mei 2015. Bij brief van diezelfde datum is klager de beslissing op de klacht tegen oud-notaris [Z] toegezonden.
3.3.
Volgens artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) diende het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde dus op woensdag 17 juni 2015. Bij de onder 1.1. geciteerde brief van 15 juni 2015 heeft klager een beroep ingesteld. Vraag is of het beroep ook betrekking heeft op de beslissing van de kamer op de klacht tegen de notaris.
3.4.
Het hof acht in dit verband het volgende van belang. Klager heeft in één brief bij de kamer een klacht ingediend tegen zowel de notaris als oud-notaris [Z] . De kamer heeft die klacht administratief gesplitst in twee zaken. De zaken zijn echter gezamenlijk behandeld op één zitting op 20 april 2015, waar zowel de notaris als oud-notaris [Z] aanwezig waren. De kamer heeft vervolgens op dezelfde dag bij twee afzonderlijke beslissingen op de klacht beslist. De beslissingen zijn grotendeels gelijkluidend. In aanmerking genomen de inhoud van de klacht, die in hoofdzaak het handelen van de notaris betreft, ligt het in de rede om aan te nemen dat klager met de brief van 15 juni 2015 in elk geval beroep heeft willen instellen tegen het oordeel dat de kamer heeft gegeven over het handelen van de notaris. Dat hij daarbij de afzonderlijke beslissingen niet heeft onderscheiden, valt hem in de gegeven omstandigheden niet aan te rekenen. De notaris is daardoor ook niet in zijn verdediging geschaad. Desgevraagd heeft klager zowel schriftelijk als ter zitting bevestigd dat het beroep met name betrekking heeft op het handelen van de notaris.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat klager tijdig beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de kamer op de klacht tegen de notaris, zodat hij in het beroep kan worden ontvangen.
3.6.
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen hun verhinderdagen op te geven, zodat de mondelinge behandeling kan worden bepaald waarop de klacht inhoudelijk kan worden behandeld.
3.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
- stelt partijen in de gelegenheid om
vóór 12 februari 2016op te geven op welke donderdagen zij in de periode maart tot en met juli 2016 zijn verhinderd om ter zitting te verschijnen;
- bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden bepaald op een nader te bepalen datum en tijdstip;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2016 door de rolraadsheer.