Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gemachtigde: mr. M.P. Waninge (Plas Bossinade te [Z] ),
1.Ontstaan en loop van het geding
ofhet Hof): 14/00123.
Gelijktijdig is f 12.157 (€ 5.516) aan heffingsrente in rekening gebracht.
2.Feiten
- [adres 2] (sinds 1987);
- [adres 3] ;
- [adres 4] ;
- [adres 5] ;
- [adres 6] ;
- [adres 7] , en
- [adres 8] (sinds 1999).
16-10-1999 1.148 823
06-11-2000 622 958
16-10-2001 580 894
19-09-2002 632 976
19-09-2003 750 1.159
16-10-1999 - -
06-11-2000 -2 801
16-10-2001 0 712
19-09-2002 0 722
19-09-2003 0 800
3.1.1. Onroerend goed
De panden aan de [B-straat] zijn kleine schipperswoningen. De panden c.q. tuinen van de [A-straat] en [B-straat] grenzen aan elkaar.
(…)
De panden [adres 2] en [adres 8] zijn tot het bedrijfsvermogen gerekend. Daarnaast zijn kosten van panden aan de [B-straat] ten laste van het resultaat gebracht.
Het pand waarin de praktijk wordt uitgeoefend is [adres 2] .
Het pand [adres 8] ligt in een andere wijk van [Z] dan de overige panden van belanghebbende. De bovenwoning is verhuurd.
(…)
Er worden uitgaven zakelijk geboekt
- welke niet gedekt worden door originele bescheiden (…).
- welke in het geheel niet gedekt worden door bescheiden.
- welke gedekt worden door bonnen zonder dat duidelijk is welke goederen zijn geleverd of
welke dienst is verricht.
- welke gedekt worden door bonnen zonder dat duidelijk is wie de afnemer is.
- welke niets met de artsenpraktijk te maken hebben.
- welke onmiskenbaar een privé-karakter hebben.
- waarbij op de bescheiden een andere omschrijving staat vermeld dan de werkelijk geleverde
goederen en/of verrichte diensten.
- waarbij de onderliggende uitgaafstukken zijn geantedateerd.
- welke gedekt worden door uitgaafnota’s, waarbij gebleken is dat deze niet door de
betreffende crediteuren zijn opgemaakt.
- waarbij de aard, omvang en frequentie van die specifieke kostensoorten dermate
ongelofelijk zijn, dat daardoor de zakelijkheid ervan als onmogelijk wordt aangemerkt (…).
(…)
In voorkomende gevallen zijn de (…) in aftrek toegestane kosten (…) door schatting bepaald. In enkele gevallen is het zakelijke karakter van bepaalde kostensoorten niet aannemelijk. In die gevallen is geen enkele aftrek toegestaan.
(…)
4.2.7 Onderhoud [adres 2](…)
Tot enorme bedragen worden onderhoudskosten ten laste van het resultaat geboekt. Naast de vele facturen van aannemers en installatiebedrijven is er in de gecontroleerde jaren voor een bedrag van +/- Hfl. 150.000,- aan bonnetjes Praxis, Gamma, Karwei, e.d. zakelijk afgetrokken. De totale in de gecontroleerde jaren zakelijk geboekte onderhoudskosten bedragen +/- een kwart miljoen gulden (…).
Gebleken is dat er werkzaamheden, verricht aan het pand [adres 9] , gepresenteerd zijn als verrichte werkzaamheden aan het pand [adres 2] .
Diverse bevindingen zoals verwoord bij punt 4.2.1 zijn bij de aftrekpost onderhoud van toepassing, o.m.:
- Geboekte bedragen niet gedekt door stukken.
- Geboekte bedragen niet gedekt door originele stukken.
- Geboekte bedragen waarbij ‘op verzoek’ een andere omschrijving op de factuur is vermeld.
- Geboekte bedragen waarbij de onderliggende factuur niet door de leverancier is opgemaakt.
(…)
Op geen enkele manier is meer te achterhalen welke uitgaven daadwerkelijk betrekking hebben gehad op het bedrijfspand. De onderhoudskosten van het pand [adres 2] zijn schattenderwijs bepaald op € 3.000,- per jaar.
1999 2000 2001 2002 2003Afgetrokken € 27.147 € 16.902 (…) € 23.483 € 21.397
Aftrekbaar
€ 3.000 € 3.000 (…) € 3.000 € 3.000Correctie € 24.147 € 13.902 (…) € 20.483 € 18.397
(…)
5.2. Eigen woning
Voor 1999 en 2000 dienen de eventuele inkomsten en aftrekbare uitgaven te worden verantwoord bij het onderdeel inkomsten uit andere goederen. Zie punt 5.3.
Vanaf 2001 dient de woning in Box 3 te worden aangegeven. (…)
M.u.v. het pand [adres 8] staan alle panden leeg en worden niet verhuurd.
M.u.v. het pand [adres 8] worden alle panden als beleggingspanden aangemerkt. Hiervan is alleen de betaalde hypotheekrente aftrekbaar. Van het pand [adres 8] zijn ook de vaste lasten aftrekbaar.
(…)
10.3.5 Vereiste aangifte(…)
Gesteld kan worden dat niet de vereiste aangifte is gedaan.”
aangegeven belastbaar inkomen € [adres 9] .044 14.012
correcties
€ 77.805 58.868Gecorrigeerd belastbaar inkomen € 107.849 72.880
2.12. De inspecteur heeft vooruitlopend op de uitkomsten van het boekenonderzoek ter behoud van rechten de belastbare inkomens voor de jaren 1999 en 2000 bij het opleggen van de navorderingsaanslagen vastgesteld op de volgende bedragen:
Vastgesteld belastbaar inkomen € 86.766 73.003
aangegeven belastbaar inkomen box 1 € 42.334 63.231
inkomenscorrecties
€ 97.582 153.983gecorrigeerd belastbaar inkomen box 1 € 139.916 217.214
aangegeven inkomen box 3 € 12.325 17.612
inkomenscorrecties
€ 51.749 49.809gecorrigeerd inkomen box 3 € 64.074 67.421
2.14. De inspecteur heeft vooruitlopend op de uitkomsten van het boekenonderzoek ter behoud van rechten de belastbare inkomens voor de jaren 2002 en 2003 bij het opleggen van de aanslagen als volgt vastgesteld:
belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) € 122.816 199.602
inkomen uit sparen en beleggen (box 3) € 17.699 67.321
1. Omtrent aflossing, zijn geen nadere afspraken gemaakt.
2. De lening is aangegaan voor onbepaalde tijd.
3. De restschuld (…) is (…) ten allen tijde opeisbaar (…).
4. Jaarlijks is een nader te bepalen rente verschuldigd, deze bedraagt evenwel minimaal 5% van het saldo van de lening op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.
5. De rente wordt jaarlijks bijgeschreven (…).
6. Bij het overlijden van één der partijen wordt overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd, waarbij volledige aflossing (…) zal plaatsvinden.”
3.De cassatiefase
(…)
2. Het Hof heeft ten onrechte geoordeeld dat belanghebbende het pand [adres 8] niet binnen zijn onderneming heeft aangewend.
3. Indien het pand [adres 8] geen ondernemingsvermogen zou zijn, is ter zitting komen vast te staan dat van de kosten van het onderhoud van de panden 10% aan dit pand zou dienen te worden toegerekend. Nu op grond hiervan 10% van de kosten van onderhoud niet aftrekbaar zou zijn is het onbegrijpelijk dat het Hof de zakelijkheid van de overige 90% van de kosten van onderhoud is gaan beoordelen.
4. In de rechtsoverwegingen 4.17 en 4.22 heeft het Hof geoordeeld dat de zakelijkheid van de kosten onvoldoende door belanghebbende is aangetoond. Dit oordeel is onvoldoende gemotiveerd. In zijn hogerberoepschrift en in de reactie op het verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende per kostenpost aangegeven wat daarvan het zakelijk karakter is.
5. In rechtsoverweging 4.22 heeft het Hof geoordeeld dat de zakelijkheid van onder andere de afschrijving van de inventaris en inrichting onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Dit oordeel is onvoldoende gemotiveerd. In zijn hogerberoepschrift en in de reactie op het verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende per investering aangegeven wat daarvan het zakelijk karakter is. Zo zijn ten onrechte een telefooncentrale, een fysiotherapie apparaat en een receptenkastje niet als zakelijke investering aangemerkt.
6. Het Hof heeft het oordeel dat de woning [adres 1] geen eigen woning is niet voldoende gemotiveerd.
7. De zevende klacht verwijt het Hof onder meer dat het niet heeft behandeld het beroep op schending door de inspecteur van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het Hof heeft ten onrechte geoordeeld dat belanghebbende het pand [adres 8] niet binnen zijn onderneming heeft aangewend.
3. Het Hof heeft verzuimd uitspraak te doen op de subsidiaire stelling dat ter zake van het pand [adres 1] op grond van art. 3.111, zesde lid, Wet IB 2001 de eigenwoningregeling van toepassing is.
4. Indien het pand [adres 8] geen ondernemingsvermogen zou zijn, is ter zitting komen vast te staan dat van de kosten van het onderhoud van de panden 10% aan dit pand zou dienen te worden toegerekend. Nu op grond hiervan 10% van de kosten van onderhoud niet aftrekbaar zou zijn is het onbegrijpelijk dat het Hof de zakelijkheid van de overige 90% van de kosten van onderhoud is gaan beoordelen.
5. Het Hof heeft zijn oordeel over de waarde van de inventaris (box 3-vermogen) niet voldoende gemotiveerd.
6. Het Hof heeft geoordeeld dat de zakelijkheid van de kosten onvoldoende door belanghebbende is aangetoond. Dit oordeel is onvoldoende gemotiveerd. In zijn hogerberoepschrift en in de reactie op het verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende per kostenpost aangegeven wat daarvan het zakelijk karakter is.
7. Voor het jaar 2003 heeft het Hof ten onrechte interne compensatie toegepast.
8. In rechtsoverweging 4.22 – het Hof begrijpt dat belanghebbende hier heeft bedoeld te verwijzen naar rechtsoverweging 4.21 – heeft het Hof geoordeeld dat de zakelijkheid van onder andere de afschrijving van de inventaris en inrichting onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Dit oordeel is onvoldoende gemotiveerd. In zijn hogerberoepschrift en in de reactie op het verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende per investering aangegeven wat daarvan het zakelijk karakter is. Zo zijn ten onrechte een telefooncentrale, een fysiotherapie apparaat en een receptenkastje niet als zakelijke investering aangemerkt.
9. Het Hof heeft het oordeel dat de woning [adres 1] geen eigen woning is niet voldoende gemotiveerd.
10. De tiende klacht verwijt het Hof onder meer dat het niet heeft behandeld het beroep op schending door de inspecteur van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Geschil na verwijzing
Voor zover partijen standpunten naar voren hebben gebracht die geen verband houden met de hiervoor vermelde geschilpunten zal het Hof daar niet op ingaan.
Nu de Hoge Raad de klachten tegen het door het Hof Arnhem-Leeuwarden niet voldoende motiveren van zijn oordeel dat het pand [adres 1] geen eigen woning is heeft verworpen, gaat het Hof – behoudens het na verwijzing nog resterende geschil over de toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – ervan uit dat na verwijzing vaststaat dat belanghebbende in het pand [adres 2] woont en dat de inspecteur ter zake van dat pand terecht de economische huurwaarde in aanmerking heeft genomen. Nu (behoudens de toetsing aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur) niet in geschil is dat het pand [adres 1] niet de eigen woning van belanghebbende is, zal het Hof voorbij gaan aan door belanghebbende na verwijzing overgelegde verklaringen betreffende het woonachtig zijn van hem op [adres 1] , zoals de onder 2.17 aangehaalde verklaring van [patiënt] .
5.Beoordeling van het geschil
In de conclusie van repliek is het volgende vermeld:
boekenonderzoek(…)”
Naar mijn overtuiging betrof dit een deelonderzoek in het kader van privé gebruik auto. Ik sluit uit dat het hier een volledig onderzoek betrof.”
- toevoeging reserve f 3.674
- minder afschrijving [adres 2] f 1.500”
(…)
3. Betreft de panden aan de [B-straat] : Gaat het hierbij in feite niet om bedrijfsvermogen? Indien u dit met mij eens bent stel ik u voor de panden met ingang van 1995 over te brengen naar het bedrijfsvermogen.”
Het doel van het onderzoek betrof een deelonderzoek i.v.m. de aangifte inkomstenbelasting 1993. Het onderzoek heeft zich beperkt tot de volgende elementen:
Investeringsaftrek.
Ik heb geen aanleiding gevonden om van de ingediende aangifte af te wijken.”
Volgens de aangifte inkomstenbelasting 1996 bent u eigenaar van de panden [adres 3] , [adres 4] en [adres 6] . In uw schrijven van 4 juli 1995 inzake de aangiften inkomstenbelasting 1992 en 1993 deelt u mee dat het pand [adres 6] wordt gebruikt als archiefruimte en het pand [adres 5] – na verbouwing – waarschijnlijk gebruikt zal worden als kindertherapie annex-speelruimte. Mijn collega [Q] vraagt in zijn brief van 17 oktober 1995 of de panden in feite geen bedrijfsvermogen zijn. Deze vraag is m.i. niet concreet beantwoord.
Teneinde duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vermogensetikettering verzoek ik u mij te berichten met welk doel de panden [adres 3] , [adres 4] en [adres 6] door u zijn aangekocht.
Tevens verzoek ik u mij te berichten waarom u van mening bent dat in 1996 een bedrag ad f 4.302 afgetrokken kan worden als onderhoud en andere kosten en andere lasten. Gaarne ontvang ik van u (kopieën van) de betreffende nota’s. (…)
Nadat ik de aanvullende informatie heb ontvangen, zal ik de inhoud van de aangifte verder beoordelen.”
Op grond hiervan wordt [uw] belastbaar inkomen 1996 gecorrigeerd met f 4.302 (belastingen en onderhoud)
Indien er sprake is van verhuur verzoek ik u mij hiervan z.s.m. op de hoogte te stellen.”
De inspecteur betwist dat dat onderzoek drie dagen zou hebben geduurd.
De investeringsaftrek stond slechts ter discussie met betrekking tot een door belanghebbende aangeschafte onderzoeksbril. Met betrekking tot [adres 8] was vóór 1999 nog geen sprake van een etiketteringskwestie, omdat dat pand toen nog werd gehuurd.
De etikettering van het pand [adres 2] is volgens de inspecteur in het verleden nooit voorwerp geweest van discussie en is dat in de onderhavige jaren ook niet. Voorts betwist de inspecteur dat hij reeds sedert 1996 van oordeel was dat belanghebbende niet op het adres [adres 1] woonachtig was.
Voor zover de brieven waar belanghebbende in verband met het beroep op het vertrouwensbeginsel naar verwijst betrekking hebben op panden aan de [B-straat] , is dat volgens de inspecteur niet relevant, omdat die panden in de onderhavige procedure geen voorwerp zijn van geschil.
Het Hof voegt hier aan toe dat het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel onderwerpen betreft waarbij de toepassing van het recht – zoals ook blijkt uit de door partijen gevoerde procedure – (sterk) afhankelijk is van specifieke feiten en omstandigheden die van geval tot geval kunnen verschillen en waarover in beginsel buiten het kader van een boekenonderzoek, waarvan niet is vast komen te staan dat dat vóór 2004 is verricht, geen als definitief te beschouwen uitlatingen plegen te worden gedaan. Dergelijke uitlatingen zijn in het onderhavige geval ook niet aannemelijk geworden. Hierbij geldt overigens dat het ontstaan van vertrouwen bij een belastingplichtige zich niet noodzakelijk beperkt tot boekenonderzoeken (verg. het arrest BNB 1990/119). Dat de inspecteur anders dan in het kader van een boekenonderzoek uitlatingen heeft gedaan waaraan belanghebbende vertrouwen in de hiervoor bedoelde zin heeft kunnen ontlenen, volgt niet uit de door belanghebbende overgelegde bewijsmiddelen. Ook overigens acht het Hof geen (feitelijke) gronden aanwezig waaraan belanghebbende het door hem gestelde vertrouwen kan ontlenen. Het in dit verband ingenomen standpunt dat de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden ontbeert naar het oordeel van het Hof eveneens een feitelijke grondslag.
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geconstateerd dat de inspecteur zich op omkering en verzwaring van de bewijslast heeft beroepen vanwege het niet doen van de juiste aangifte, in dit verband – evenals de rechtbank – ten onrechte het arrest HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0826, BNB 2006/205 in de beoordeling betrokken, en vervolgens terecht geoordeeld dat aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moet worden vastgesteld òf sprake is van één of meer gebreken in de aangifte (het Hof verstaat: zodanig dat niet de vereiste aangifte is gedaan). Uiteindelijk heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden zijn uitspraak volledig gebaseerd op de normale regels van stelplicht en bewijslast en heeft hij de vraag of de wettelijke omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is in het midden gelaten. De inspecteur heeft hiertegen geen (incidenteel) beroep in cassatie ingesteld, omdat hij daarbij, gelet op de beslissing van het Hof, geen belang had. Nu de Hoge Raad niet geroepen was zich over de vraag of de ‘omkering en verzwaring van de bewijslast’ van toepassing was uit te laten, staat het de inspecteur vrij om na verwijzing het beroep op toepassing van die sanctie te handhaven. De stand van het geding na verwijzing verzet zich hier niet tegen.
Facturen waarvan de beschrijving van de verrichte werkzaamheden niet is te relateren aan hetzij het pand [adres 8] , hetzij [adres 2] – en daarvoor is vermelding in het adres van de factuur niet voldoende –, zijn hierna van een * voorzien en zullen niet als voldoende bewijs van de gestelde kosten in aanmerking worden genomen.
f 64.934, na eliminatie van de vaste lasten. Het aangegeven belastbaar inkomen bedraagt
f 66.208 (€ [adres 9] .044).
2. 1/4: [bedrijf H] , slot praktijk, f 81,60.
3. 18/5: [bedrijf I] , Herstel van ramen praktijk, f 690.
4. 8/6: [bedrijf J] , vervangen motor, f 293,75.*
5. 9/6: [bedrijf K] , paneel praktijk, f 632,15.
6. 8/7: [bedrijf I] , glasherstel en bovenlichtreparatie, f 450.*
7. [adres 9] /7: [bedrijf L] , repareren stoep [adres 2] , f 1.621,50.
8. 8/11: [bedrijf M] , cv-werkzaamheden en voorbereidingen
voor het aanbrengen en doorvoeren van een rookgaskanaal t.b.v. de praktijk en
spreekkamer, f 13.163,17.
9. 28/11: [bedrijf M] , cv-werkzaamheden en doorvoeren van het
bestaande rookkanaal t.b.v. praktijk en spreekkamer, f. 7.906,16.
f 690 + f 632,15 + f 1.621,50 + f 13.163,17 + f 7.906,16) betrekking heeft op onderhoud [adres 8] en/of [adres 2] – het Hof gaat daar in het kader van de beoordeling van de vraag of de vereiste aangifte is gedaan – veronderstellenderwijs van uit –, dan betekent dat dat van het in de aangifte in aftrek gebrachte bedrag van f 59.824 ten minste een bedrag groot f 35.729 niet door middel van onderliggende bescheiden is onderbouwd. Van de voor het jaar 1999 in aftrek gebrachte kosten acht het Hof het derhalve (in ieder geval) niet aannemelijk dat daarvan f 35.729 als kosten zijn gemaakt en/of zakelijke kosten zijn. Deze kosten zijn derhalve niet aftrekbaar.
2. 1/3: [bedrijf O] , diverse installatiewerkzaamheden, f 3.818,39.*
Deze factuur luidt in Euro’s. Het guldensbedrag is handgeschreven op de
factuur vermeld.
3. 4/4: [bedrijf N] , herstel buitendeur intercom in 1999, f 2.619,72.*
5. 21/7: [bouwbedrijf] BV, voor in 1999 in de panden [adres 2]
en [adres 8] verrichte werkzaamheden, f 11.611,82.
6. 29/7: [bedrijf Q] , voor aan het pand [adres 2]
verrichte schilderwerkzaamheden, f 1.262,74.
7. 9/10: [bedrijf R] , vervanging lantaarns voorzijde praktijk,
f 699,99.
8. 18/10: [bedrijf K] , grenen lijsten, f 754,35.*
9. 10/11: [bedrijf P] , lijm en vloerbedekking, f 742,01.*
10. 31/12: [bouwbedrijf] BV, diverse onderhoudswerkzaamheden
[adres 2] , f 16.389,24.
f 1.262,74 + f 699,99 + f 16.389,24) betrekking heeft op onderhoud [adres 2] – het Hof gaat daar in het kader van de vraag of de vereiste aangifte is gedaan veronderstellenderwijs van uit –, dan betekent dat dat van het in de aangifte in aftrek gebrachte bedrag van
2. 20/3: [adres 8] , isolatiemateriaal, € 123,49.*
3. 7/5: [bedrijf N] , kruisschakelaar, € 39,87.*
4. [adres 9] /5: [bedrijf N] , elektrotechnische werkzaamheden, € 422,93.*
5. 1/7: [bedrijf S] , stucwerk praktijkruimte, € 405,44.
6. 4/7: [bedrijf S] , schilderwerk praktijkruimte, € 260.
7. 21/8: [bedrijf K] , valraam, € 73,92.*
8. [adres 9] /8: [bedrijf T] ., controle 2 cv-ketels, € 150,54.*
9. 4/9: [bedrijf U] , tegels, € 46,27.*
10. 4/9: [bedrijf U] , tegels te lossen [adres 5] , € 173,80.*
12. [adres 9] /12: [bedrijf R] , vervangen buitenlampen praktijk,
€ 591,25.
13. 23/12: [bedrijf N] , elektrotechnische werkzaamheden, € 140,87.*
€ 260 + € 591,25) betrekking heeft op onderhoud [adres 2] het Hof gaat daar in het kader van de beoordeling van de vraag of de vereiste aangifte is gedaan veronderstellender-wijs van uit – , dan betekent dat dat van het in de aangifte in aftrek gebrachte bedrag van
€ 23.483 ten minste een bedrag groot € 22.226 niet door middel van onderliggende bescheiden is onderbouwd. Van de voor het jaar 2002 in aftrek gebrachte kosten acht het Hof het derhalve niet aannemelijk dat daarvan € 22.226 als kosten zijn gemaakt en/of zakelijk zijn. Deze kosten zijn derhalve niet aftrekbaar.
€ 26.542, na eliminatie van de vaste lasten. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt
€ 63.231.
€ 8.500 voor schilderwerkzaamheden, dat de desbetreffende uitgaven echter nooit zijn gedaan en dat belanghebbende akkoord gaat met een correctie van dit bedrag. Voor het jaar 2003 heeft belanghebbende voorts de volgende facturen overgelegd:
2. 22/12: [bedrijf N] , elektrotechnische werkzaamheden, € 239,19.*
Aangegeven belastbaar/verzamelinkomen f 66.208 f [adres 9] .878 € 42.334 € 63.231
Niet aftrekbaar (ten minste) 35.729 7.283 22.226 21.225
1999 2000 2002 2003
[adres 1] geen eigen woning 6.733 5.940
5.843 5.624Hypotheekrente [adres 1]
-/- 8.428 -/- 7.635Totaal € -/- 336 € -/- 436 € 7.202 € 6.983
Ook voor wat betreft de overige kostenposten zijn de belastingaanslagen naar het oordeel van het Hof gebaseerd op redelijke schattingen van de inspecteur. Dat de inspecteur de belastingaanslagen niet onredelijk heeft vastgesteld geldt tevens voor het als (verplicht) privévermogen aanmerken van het pand [adres 8] .
kan” zien (pleitnota pt. 25 – 29). Deze toelichting roept echter niet alleen een nogal omslachtig – en in zoverre minder geloofwaardig – beeld op omtrent de logistieke gang van zaken in de praktijk, welk beeld zich niet goed laat verenigen met de geringe logistieke ondersteuning in de praktijk van belanghebbende – naar zeggen van gemachtigde: [A] dan wel hun zoon (geboren in 1984) – , terwijl deze toelichting voorts nieuwe vragen oproept, zoals hoe het zit met de opvang van een patiënt die zich op het ene adres meldt terwijl belanghebbende zich (nog) op het andere adres bevindt.
Aftrekbare kosten en afschrijvingen5.6. Bij de beoordeling van de in de aangiften verantwoorde kosten en afschrijvingen is het Hof uitgegaan van hetgeen daaromtrent in het controlerapport is vermeld, het commentaar daarop in de brief met bijlagen (drie ordners) van belanghebbende van 24 september 2015 en de reactie daarop in de brief van 10 november 2015 van de inspecteur. De inhoud van deze stukken zal hierna per onderdeel van het geschil worden weergegeven. In dit verband heeft het Hof partijen ter zitting van 20 april 2016 voorgehouden dat met betrekking tot diverse kwesties de zakelijkheid van kosten in geschil is en dat de inspecteur daarbij in veel gevallen heeft gesteld dat er geen bewijs van de gestelde kosten is geleverd. Het Hof verstaat dit zo, dat in gevallen waarin geen bewijsmiddelen van het bestaan/gemaakt zijn van kosten zijn geleverd (wanneer de onderbouwing ontbreekt), de inspecteur zowel heeft bedoeld te stellen dat van het gemaakt zijn van die kosten geen bewijs is geleverd als dat de kosten niet zakelijk zijn.
Belanghebbende is bij brief van het Hof van 22 juli 2015 in de gelegenheid is gesteld om alle in geschil zijnde kosten te onderbouwen en daarvan bewijsmateriaal te verstrekken. Hiervan uitgaande en nu dat bewijsmateriaal in deze uitspraak – voor zover nodig in afwijking van het voorlopig oordeel in de brief van 22 juli 2015 – is beoordeeld, ziet het Hof, bij afweging van het belang van belanghebbende bij nader bewijs en het belang van een voortvarende (efficiënte) behandeling van de zaak, geen reden om, in de gevallen waarin belanghebbende dat heeft verzocht, zoals op p. 22, 37, 40, 42 en 43 van de brief belanghebbende van 24 september 2015, gevolg te geven aan een (voorwaardelijk) aanbod tot het leveren van nader bewijs.
4.2.32 Afschrijving computers
1999 2000 2002 2003Afgetrokken € 1.140 € 1.193 € 1.531 € 1.799
Aftrekbaar
€ 668 € 622 € - € 373Correctie € 472 € 571 € 1.531 € 1.426”
B. De fiscale vermogensetikettering van de computers:
€ 1.911 betrekking heeft. Dat dit bedrag betrekking heeft op één of meer andere computers dan de computer die naar belanghebbende heeft gesteld in 1998 is aangeschaft, blijkt niet uit de stukken. Het Hof deelt de twijfel van de inspecteur over de tweede in 1999 bij [bedrijf V] aangeschafte computer. Nu voorts van in 2001 aangeschafte computers facturen ontbreken, concludeert het Hof dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat ter zake van afschrijving computers hogere bedragen in aanmerking behoren te worden genomen dan de inspecteur heeft toegestaan.
Op de balans zijn twee leningen O/G opgenomen. Schuldeiser is [A] . Een desgevraagd overgelegde schriftelijke overeenkomst roept vele vragen op. De overeenkomst is niet gedateerd, bevat geen vermelding van het bedrag van de lening, vermeldt niet over de hoogte van de rente, noch over de aflossing. Nagenoeg alles in de overeenkomst wordt “nader bepaald” (citaat). Jaarlijks wordt rente en laste van de winst geboekt. Er wordt geen rente betaald. Dit wordt gepassiveerd op de balans. [X] en [A] verklaren dat er +/- 25 jaar geleden een lening is geweest, die geheel of gedeeltelijk is afgelost. Het huidige bestaan van de lening, de zakelijkheid hiervan dan wel de hoogte van de afgetrokken en gepassiveerde rente is niet aannemelijk gemaakt. Alles overwegende worden de leningen O/G noch als een zakelijke schuld, noch als een privé-schuld aangemerkt.
1999 2000(…)
2002 2003Lening o/g € 14.805 € 14.805 € 14.805 € 14.805
Lening o/g
€ 18.635 € 20.307 € 23.818 € 25.454Bedr. Vermogen hoger € 33.440 € 35.112 € 38.623 € 40.259
(…)
4.2.29 Rente leningen o/g
De afgetrokken rente over de lening [A] is niet aftrekbaar. (…).”
Werkzaamheden
De zakelijke kosten van koffie komen in aanmerking voor aftrek en zijn voor 90% aftrekbaar. De in aftrek gedane kosten van koffie e.d. zijn door ons schattenderwijs bepaald op € 250,- per jaar.
(…)
1999 2000(…)
2002 2003Afgetrokken € 1.541 € 953 € 2.918 € 1.524
Aftrekbaar
€ 250 € 250 € 250 € 250Correctie € 1.291 € 703 € 2.668 € 1.274”
De zakelijkheid van deze uitgave in deze orde van grootte is niet aannemelijk,met als gevolg
De in aftrek gedane kosten van koffie e.d. zijn door ons schattenderwijs bepaald op € 250,- per jaar.
Met betrekking tot de bedragen en bewijsmiddelen zijn de volgende bewijsmiddelen voorhanden (bijlage 4.2.3):
1999 2000(…)
2002 2003Afgetrokken € 805 € 1.204 € 578 € 767
Aftrekbaar
€ 50 € 50 € 50 € 50Correctie € 755 € 1.154 € 528 € 717”
De zakelijkheid van deze uitgave in deze orde van grootte is niet aannemelijk’.Een nadere onderbouwing wordt verder niet gegeven, zodat belanghebbende van oordeel is dat ook ‘
De in aftrek toegestane kosten van zeep e.d. zijn door ons schattenderwijs bepaald op € 50,- per jaar’niet toelaatbaar kan worden geacht, en al helemaal niet vanuit bewijsrechtelijk oogpunt. De blote betwisting is niet voldoende om schattenderwijs de onderbouwde uitgaven corrigeren.
meermalen per behandelingwast. Dit acht ik volstrekt onaannemelijk.
De door de inspecteur geschatte kosten acht het Hof laag, maar voorshands niet onredelijk. Nu belanghebbende de redelijkheid van de schatting als zodanig niet heeft betwist, zal het Hof verder niet in deze schatting treden.
+Hfl. 1.000,- aan goederen gekocht, waarbij als omschrijving voor de leverancier op de bon is vermeld: “Praktijkhanddoeken, werkdoeken, theedoeken”. De zakelijkheid van deze uitgave in deze orde van grootte is niet aannemelijk. De in aftrek toegestane kosten zijn door ons schattenderwijs bepaald op € 50,-.”
De door de inspecteur geschatte kosten acht het Hof laag, maar voorshands niet onredelijk. Nu belanghebbende de redelijkheid van de schatting als zodanig niet heeft betwist, zal het Hof verder niet in de schatting treden.
+Hfl. 17.000,- aan lectuur (niet-vakliteratuur) ten laste van het resultaat gebracht. De aard, omvang en frequentie van de geboekte kosten is ongelooflijk. De aangeschafte lectuur gaat van Donald Duck en de Hitkrant via HP de Tijd en Vrij Nederland tot Santé en Cosmopolitan. In 2002 is € 2.130,- afgetrokken. Uitgaande van 48 werkweken komt dit neer op een gemiddelde van meer dan € 44,- per week! Dit is meer dan € 192,- per maand! De geclaimde kosten staan in schril contrast met hetgeen bij de doorzoeking door de FIOD-ECD aan lectuur in de wachtruimte voor de patiënten is aangetroffen. De zakelijkheid van de afgetrokken bedragen is niet aannemelijk.
(…)
1999 2000(…)
2002 2003Afgetrokken € 1.088 € 1.496 € 2.130 € 1.687
Aftrekbaar
€ 100 € 100 € 100 € 100Correctie € 988 € 1.396 € 2.030 € 1.587.”
De door de inspecteur geschatte kosten acht het Hof laag, maar voorshands niet onredelijk. Nu belanghebbende de redelijkheid van de schatting als zodanig niet heeft betwist, zal het Hof verder niet in deze schatting treden.
(…)
1999 2000(…)
2002 2003Afgetrokken € 301 - € 1.070 -
Aftrekbaar
€ 60 - € 214 -Correctie € 241 - € 856 -.”
Tuinonderhoud
(…)
1999 2000(…)
2002 2003Afgetrokken € 803 € 3.286 € 1.995 € 2.687
Aftrekbaar
€ 803 € 2.465 € 1.496 € 2.015Correctie € - € 822 € 499 € 672”
Van der Valk [ZZ] d.d. 1 november 2002. De wetenschappelijke vergadering vond plaats in Veldhoven. Het lijkt erg onlogisch dat je dan een hotel boekt in [ZZ] , meer dan 90 kilometer verder zuidelijk van Veldhoven. Dit lijkt zeer onlogisch, maar is te verklaren door het feit dat de vader van mevrouw [A] woonachtig was in [ZZ] . Verder heeft zij meerdere malen verklaard verknocht te zijn aan die stad, waar zij lange tijd heeft gewoond. Ook het betalen van toeristenbelasting voor twee personen is veelzeggend.
Van der Valk Heerlen d.d. 27 april 2002. De belanghebbende heeft een congres bezocht op vrijdag 26 en zaterdag 27 april in congrescentrum de Ruwenberg in St. Michielsgestel. Hij heeft de nacht van 26 op 27 april 2002 doorgebracht in het congrescentrum. Aansluitend heeft de belanghebbende c.q. mevrouw [A] overnacht in het Van der Valk hotel Heerlen, ruim 125 kilometer zuidelijk van St. Michielsgestel. Voor deze overnachting is voor twee personen toeristenbelasting gerekend. Het ligt voor de hand dat de hotelkamer is gebruikt door de belanghebbende en mevrouw [A] : de afstand Heerlen- [ZZ] bedraagt slechts 25 kilometer. Bij de tenaamstelling van rekening van Van der Valk is “Gast Mevr. [X] ” vermeld. De belanghebbende heeft “mw.” doorgehaald met een zwarte stift, en de aantekening “congres” op de nota geplaatst, terwijl het congres al achter de rug was. De belanghebbende heeft de kosten van de overnachting ten onrechte als zakelijk geboekt. Saillant detail: op zondag 28 april zijn lampenkappen gekocht in [ZZ] . Op de rekening staat vermeld: “Mevr. [X] , [adres 2] [telefoonnummer] ” (zie bijlage 4). Des te meer een aanwijzing dat mevrouw [A] is mee geweest. De belanghebbende heeft later “Mevr.” gewijzigd in “Dr”.
Van der Valk Heerlen d.d. 12 oktober 2002. De belanghebbende zou veranderingen hebben aangebracht op facturen om de controleurs werk uit handen te nemen zodat het proces versneld kon worden (voorbeeld: meubilair praktijk vermelden op een hotelrekening). Van hulp aan de controleurs is dezerzijds bitter weinig gebleken! Hij heeft de veranderingen aangebracht met het doel om zaken ten onrechte aan zijn onderneming toe te schrijven.
€ 1.462 (2002) en € 563 (2003).
+Hfl. 100.000,- aan advocaat-/advieskosten uitgegeven. Hiervan is Hfl. € 61.005,- zakelijk geboekt en ten laste van het resultaat gebracht. Uit de overgelegde bescheiden blijkt op geen enkele manier de zakelijkheid van deze uitgaven.
Ook na gevraagde uitleg is de zakelijkheid op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. [X] heeft een rechtsbijstandsverzekering. Zakelijke juridische geschillen zullen hieruit bekostigd worden. [X] heeft te kennen gegeven nimmer juridische stappen te nemen met betrekking tot invorderingsmaatregelen tegen patiënten. Uit eigen wetenschap is ons bekend dat [X] al jarenlang een juridische strijd levert. Dit betreft een privé-kwestie.”
)ook separaat overlegd als bijlage U en V bij de pleitnotitie):
De factuur ontbreekt. Het betreft de betaling aan een deurwaarderskantoor. Het doel van de betaling blijkt niet uit het bankafschrift. De zakelijkheid van de gemaakte kosten is niet aannemelijk gemaakt, laat staan overtuigend aangetoond.”
Onderhoud [adres 2]5.6.12.1. Hiervoor – onder 5.3.2 e.v. – is op grond van de in aftrek gebrachte kosten van onderhoud [adres 2] / [adres 8] beoordeeld welk gedeelte van die kosten in ieder geval niet voldoende is onderbouwd. Op basis daarvan is geconcludeerd dat het gedeelte van de in aftrek gebrachte kosten waarvoor een onderbouwing ontbreekt in elk van de in geschil zijnde jaren een zodanige omvang heeft, dat op basis daarvan moet worden geconcludeerd dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld welk gedeelte van de kosten – bij afwezigheid van de vereiste aangifte: in redelijkheid en schattenderwijs – aftrekbaar is. Vervolgens dient te worden beoordeeld of belanghebbende overtuigend heeft aangetoond dat hogere bedragen in aftrek behoren te komen, dan de in onderdeel 5.3.15 schattenderwijs bepaalde bedragen. Het Hof baseert zich hierbij primair op het bewijsmateriaal dat daarvoor door belanghebbende is aangeleverd, als vermeld onder 5.3.8 e.v.
De inspecteur heeft overigens gesteld dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat meer dan € 317 aan onderhoudskosten zakelijk is. Het Hof laat deze stelling verder in het midden, nu de inspecteur zijn beroep op toepassing van ‘interne compensatie’ heeft ingetrokken.
€ 3.000 aan kosten aftrekbaar is. De inspecteur heeft overigens gesteld dat belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat meer dan € 0 aan onderhoudskosten zakelijk is. Het Hof laat deze stelling verder in het midden, voor het jaar 2002, omdat de inspecteur, gelet op de hoogte van het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning geen belang heeft bij deze stelling en voor het jaar 2003, omdat de inspecteur voor dat jaar zijn beroep op toepassing van ‘interne compensatie’ ter zitting van het Hof van 20 april 2016 desgevraagd heeft ingetrokken.
Energiekosten
Uitsluitend de gemaakte kosten t.b.v. het pand [adres 2] zijn aftrekbaar onder aftrek van het privé-gebruik energie. Het privé-gebruik is begroot op 50%.
Waterverbruik
Uitsluitend de gemaakte kosten t.b.v. het pand [adres 2] zijn aftrekbaar onder aftrek van het privé-gebruik. Het privé-gebruik is begroot op 50%.
(…)
Assurantie inboedel/inventaris
Uitsluitend de gemaakte kosten t.b.v. de inboedel van het pand [adres 2] zijn aftrekbaar onder aftrek van het privé-deel. Het privé-deel wordt begroot op 50%.”
Belasting onroerend goed (…)Gelet op het hiervoor opgenomen onder onderdeel ‘ [adres 2] / [adres 8] ’ is belanghebbende [v]an oordeel dat de correcties ten onrechte zijn omdat de bedoelde kosten zakelijk zijn, ook voor de [adres 8] .
Waterverbruik (4.2.11)(…)
2003 € 524
Assurantie onroerend goed(…)
Onderhoud [adres 2] (4.2.7)op p. 37 al aangegeven dat niet meer kan worden aangetoond waarop deze bonnen betrekking hebben, zodat belanghebbende derhalve instemt met correctie hiervan. Bij het vaststellen van de aanslag is ten aanzien van de diverse huisvestingskosten uitgegaan van een stelpost van € 500 per jaar. De belanghebbende heeft een hogere aftrek met betrekking tot het pand aan de [adres 2] niet doen blijken.”
Hof: overeenkomstig onderdeel 5.5 van deze uitspraak] van uw voorlopig oordeel stemt belanghebbende in met de correctie. Mocht inventaris nog deel uitmaken van het ondernemingsvermogen dan is belanghebbende van oordeel dat de betreffende kosten aftrekbaar zijn.”
Afschrijving praktijkinventaris (…)
De belanghebbende heeft met betrekking tot de overige bedrijfskosten een hogere aftrek dan € 500 op jaarbasis niet doen blijken.”
€ 719 (2003).
Indien uit de administratie blijkt dat een congres of symposium heeft plaatsgevonden zijn de gemaakte reis- en verblijfkosten, hotelovernachtingen e.d. van uitsluitend [belanghebbende] aftrekbaar. Blijkt dit niet dan wordt e.e.a. als een privé-uitgave aangemerkt.
Gemaakte kosten, welke betrekking hebben op [belanghebbende] zijn aftrekbaar.
Gedane uitgaven, welke betrekking hebben op de zoon en/of [A] zijn niet aftrekbaar.
De zakelijke kosten komen in aanmerking voor aftrek en zijn voor 90% aftrekbaar.
Op basis van de bevindingen wordt (v.a. 2000) schattenderwijs ¼ deel als niet aftrekbaar beschouwd.”
2.995-/-
€ 1.359-/-
Nu de inspecteur zich ermee akkoord heeft verklaard voor het jaar 2003 geen beroep te doen op interne compensatie, wordt het belastbaar inkomen uit werk en woning niet verhoogd met het verschil tussen de onderhoudskosten [adres 2] die de inspecteur bewezen acht (€ 0; zie r.o. 5.6.12.4) en het bedrag van f 6.611 (€ 3.000) dat hij schattenderwijs geoorloofd heeft geacht. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is door het Hof Arnhem – Leeuwarden, overeenkomstig de uitspraak op bezwaar, vastgesteld op € 199.602 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 65.139. Het Hof handhaaft het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 199.602. Op grond van hetgeen is overwogen onder 5.5 zal het Hof het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen echter (verder) verminderen tot € 57.463. Nu de inspecteur zijn beroep op interne compensatie heeft ingetrokken zal het Hof ook de aanslag in zoverre verminderen. De uitspraak van de rechtbank dient derhalve te worden vernietigd.
5.5. Kosten
6.Beslissing
1999, 2000, alsmede de aanslag Ib/Pvv 2002 betreft;
-vermindert de aanslag Ib/Pvv 2003 over het jaar 2003 tot een berekend naar een belastbaar
inkomen uit werk en woning van € 199.602 en een belastbaar inkomen uit sparen en
beleggen van € 57.463;
- gelast de inspecteur de heffingsrente dienovereenkomstig te verminderen, en
- veroordeelt de inspecteur de proceskosten aan belanghebbende te voldoen tot een bedrag
van € 2.232.