In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname, was aangekomen op Schiphol op 7 juli 2013 met een vlucht vanuit Paramaribo. Bij de controle van haar bagage werd in een zwart-rode rolkoffer acht pakketten cocaïne aangetroffen. De verdachte ontkende dat deze koffer van haar was en stelde dat zij per ongeluk verkeerde koffers had gepakt. Het hof oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de bagage die zij van de bagageband had gepakt, ongeacht haar verklaring. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank, die de verdachte had vrijgesproken, en achtte het ten laste gelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Het hof overwoog dat de invoer van cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de hoeveelheid cocaïne die was ingevoerd, bestemd moest zijn voor verdere verspreiding. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de opgelegde straf passend was.