ECLI:NL:GHAMS:2016:182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
23-000713-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake verzoek tot terugwijzing naar politierechter en aanhouding van behandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2016 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De politierechter had de verdachte op 17 februari 2015 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250 met een proeftijd van twee jaar. De raadsman van de verdachte verzocht tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 7 januari 2016 om de zaak terug te wijzen naar de politierechter, omdat volgens hem de wet voorschrijft dat bij tijdig appel een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg moet worden opgemaakt. De advocaat-generaal verzette zich tegen dit verzoek en het verzoek tot aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er geen omstandigheden waren die een terugwijzing of aanhouding rechtvaardigden. Het hof heeft de verzoeken van de raadsman afgewezen en besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, met de opdracht om het onderzoek op een nader te bepalen datum te hervatten. Dit arrest is gewezen in het kader van de toepassing van de artikelen 378 en 410a van het Wetboek van Strafvordering, die betrekking hebben op de aantekening van vonnissen en de behandeling van hoger beroep.

Uitspraak

parketnummer: 23-000713-15
datum uitspraak: 21 januari 2016
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2015 in de strafzaak
onder parketnummer 15-700411-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
7 januari 2016.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de zaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Noord-Holland teneinde het stempelvonnis uit te werken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de wet voorschrijft dat indien tijdig appel wordt ingesteld, een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg moet worden opgemaakt. Subsidiair heeft hij om die reden verzocht de behandeling van de zaak aan te houden.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen terugwijzing en het verzoek tot aanhouding.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2016 is het onderzoek in deze strafzaak gesloten.
Tijdens de beraadslaging heeft het hof het volgende vastgesteld.
Voor de beoordeling van het verzoek zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
-artikel 378, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering:
Het vonnis wordt in het proces-verbaal der terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen
indien de politierechter dit ambtshalve, op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of zijn raadsman, bij de uitspraak bepaalt;
indien de officier van justitie, de verdachte of zijn raadsman dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;
indien een gewoon rechtsmiddel tegen het vonnis is aangewend, tenzij het aanwenden van het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is geschied of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid;
indien het vonnis bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting aan de verdachte betekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel een benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd, tenzij sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid.
–artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering:
1.Behouden het bepaalde in artikel 378, tweede lid, en indien schriftelijk vonnis wordt gewezen, blijkt het opmaken van het proces-verbaal ter terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen tweemaal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de politierechter gewaarmerkt.
2.De gegevens die de aantekening, bedoeld in het vorige lid, moet bevatten, worden, onverminderd het bepaalde in artikel 381, derde lid, vastgesteld door Onze Minister van Veiligheid en Justitie. De aantekening vermeldt in ieder geval:
1.de naam van de politierechter, de dag van de uitspraak en de omstandigheid of de uitspraak bij verstek of op tegenspraak is gedaan;
2.indien een veroordeling is uitgesproken, het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;
3.de opgelegde straf of maatregel, alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.
2. Indien de aanduiding van het feit in de dagvaarding bij de nadere opgave van het feit op grond van artikel 376, eerste lid, is verbeterd of aangevuld, geschiedt de aantekening nadat de verbetering of aanvulling in het dubbel is verwerkt en door de politierechter is gewaarmerkt.
4. Zodra de aantekening is gewaarmerkt, kunnen de verdachte en zijn raadsman daarvan kennis nemen. De politierechter verstrekt desgevraagd een afschrift van de aantekening aan de verdachte en zijn raadsman.
5. Wordt alsnog aan artikel 378, tweede lid, onder b of c, toepassing gegeven, dan komt de in de vorige leden van dit artikel bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.
-artikel 379 van het Wetboek van Strafvordering:
1. De politierechter is bevoegd een schriftelijk vonnis te wijzen. Op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman of van de benadeelde partij is hij daartoe verplicht, tenzij naar zijn oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend.
2.De uitspraak mag alsdan in geen geval plaatsvinden dan op de veertiende dag na sluiting van het onderzoek.
3. Artikel 345, laatste zin, is van overeenkomstige toepassing.
-artikel 410a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering:
In geval hoger beroep openstaat en is ingesteld tegen een vonnis betreffende uitsluitend een of meer overtredingen of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van niet meer dan vier jaren is gesteld, waarbij geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum — of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum — van € 500, wordt het ingestelde hoger beroep slechts ter terechtzitting aanhangig gemaakt en behandeld indien zulks naar het oordeel van de voorzitter in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.
Artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geeft als regel dat het opmaken van een proces-verbaal van de zitting achterwege blijft, tenzij op grond van art. 379 Sv schriftelijk vonnis wordt gewezen of zich een geval voordoet als omschreven in art. 378 lid 2 Sv.
Ingevolge de aanhef van art. 378, tweede lid Sv dient het vonnis van de politierechter in het proces-verbaal van de terechtzitting te worden aangetekend op de wijze door de Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen. Van die verplichting tot aantekening van het vonnis in het proces-verbaal van de terechtzitting is ingevolge hetgeen in dat artikellid onder c is vermeld, uitgezonderd een vonnis waartegen meer dan drie maanden na de uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld en een vonnis als bedoeld in art. 410a, eerste lid, Sv.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis kan derhalve worden aangemerkt als een vonnis als bedoeld in art. 410a Sv. Niet is gebleken dat zich één van de situaties heeft voorgedaan zoals opgenomen in art. 378, tweede lid, onder a en b, Sv. De politierechter kon derhalve volstaan met het doen opmaken van een
door hem gewaarmerkte aantekening als bedoeld in artikel 395a, eerste lid, Sv (het zogenoemde stempel-vonnis).
Bovendien zal de behandeling van het hoger beroep na een verleend verlof ex art. 410a Sv een geheel nieuwe behandeling inhouden. Er is geen sprake van een voortbouwend appel, weshalve niet behoeft
te worden beschikt over een een uitgewerkt vonnis en proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg
Gelet op het voorgaande wijst het hof de verzoeken van de raadsman tot terugwijzing c.q. aanhouding van de behandeling teneinde het proces-verbaal van de zitting en het vonnis uit te werken, af.
Het hof zal het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.

Beslissing

Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman van de verdachte tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 21 januari 2016.