ECLI:NL:GHAMS:2016:164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
23-001585-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake opzettelijk gebruik van valse papieren

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2015. De verdachte, geboren in 1987, is beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste papieren. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, behalve wat betreft de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die in zoverre wordt vernietigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof overweegt dat de verdachte vervalste kwitanties en valse facturen heeft ingebracht in een civiele procedure, met als doel financieel gewin. Dit handelen ondermijnt het vertrouwen in de rechtsgang en rechtvaardigt een vrijheidsbenemende straf. De raadsvrouw pleit voor een onvoorwaardelijke taakstraf, maar het hof oordeelt dat een gevangenisstraf van enige duur passend is. De verdachte heeft eerder onherroepelijk een straf opgelegd gekregen. Het hof legt een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk. Het arrest is uitgesproken op 22 januari 2016 door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001585-15
Datum uitspraak: 22 januari 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-674198-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de verwijzing door de rechtbank onder 4.1 naar ECLI:NL:PHR:2014:335 aanvult met de uitspraak van de Hoge Raad in die zaak van 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1020.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte sedert het bewezen verklaarde feit bezig is zijn leven op de rit te krijgen. Hij is inmiddels getrouwd en heeft de zorg voor zijn zieke vader en moeder op zich genomen. De raadsvrouw heeft verzocht op grond van deze omstandigheden te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de civiele procedure in het voordeel van de aangeefster is beëindigd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft opzettelijk vervalste kwitanties en valse facturen als processtukken in een civiele procedure bij de rechtbank ingebracht. Hij heeft hierbij enkel zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad. Het is voor de Nederlandse rechtspraak van groot belang dat procesdeelnemers kunnen vertrouwen op de echtheid van stukken die in rechterlijke procedures worden ingebracht. Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in dergelijke processtukken. Dit is een ernstig feit dat aanleiding geeft voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Het hof is dan ook, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf van enige substantie recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Het hof ziet in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gewijzigde proceshouding van de verdachte evenwel aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.600. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 januari 2016.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]