ECLI:NL:GHAMS:2015:946
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering uit onverschuldigde betaling en onrechtmatige daad met betrekking tot huurachterstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat [geïntimeerde] recht had op een betaling van € 24.918,55 van [appellant], die volgens [geïntimeerde] onverschuldigd was betaald. [appellant] had de betaling gedaan ter inlossing van een huurachterstand van [geïntimeerde] aan de verhuurder. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn weergegeven, met enkele aanpassingen op basis van de grieven van [appellant]. Het hof oordeelt dat de grieven van [appellant] niet slagen. Het hof concludeert dat [appellant] niet kan aantonen dat hij de betaling heeft gedaan met de bedoeling [geïntimeerde] te helpen, maar eerder om de belangen van zijn broer, die de huur wilde overnemen, te dienen. Het hof wijst erop dat er geen bewijs is geleverd voor de stelling dat er een afspraak was tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de betaling van de huurachterstand. De grieven van [appellant] worden verworpen en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.