ECLI:NL:GHAMS:2015:5801
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van bewaring opgeëiste persoon in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag. De opgeëiste persoon had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris van de rechtbank Noord-Holland, die op 24 juni 2015 het verzoek tot schorsing van de bewaring had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken van de zaak, en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De beoordeling van het hof richtte zich op artikel 56 van de Uitleveringswet, dat bepaalt dat de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn op beslissingen van de rechter-commissaris en de rechtbank tot opschorting of schorsing van de vrijheidsbeneming. Het hof concludeerde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep door de raadsman van de opgeëiste persoon. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de wet enkel beroep openstelt voor de officier van justitie.
De beschikking van het hof verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat het verzoek tot schorsing van de bewaring niet kan worden ingewilligd. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ter kennis gebracht aan de opgeëiste persoon door de advocaat-generaal.