ECLI:NL:GHAMS:2015:5801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
15/860108-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van bewaring opgeëiste persoon in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag. De opgeëiste persoon had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris van de rechtbank Noord-Holland, die op 24 juni 2015 het verzoek tot schorsing van de bewaring had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken van de zaak, en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

De beoordeling van het hof richtte zich op artikel 56 van de Uitleveringswet, dat bepaalt dat de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing zijn op beslissingen van de rechter-commissaris en de rechtbank tot opschorting of schorsing van de vrijheidsbeneming. Het hof concludeerde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep door de raadsman van de opgeëiste persoon. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat de wet enkel beroep openstelt voor de officier van justitie.

De beschikking van het hof verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat betekent dat het verzoek tot schorsing van de bewaring niet kan worden ingewilligd. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ter kennis gebracht aan de opgeëiste persoon door de advocaat-generaal.

Uitspraak

15/860108-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
tegen de beslissing van de rechter-commissaris in de rechtbank te Noord-Holland, van 24 juni 2015, houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van het op grond van artikel 15 Uitleveringswet (Uw) gegeven bevel bewaring.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Schiphol van 15 juni 2015, waarbij namens de opgeëiste persoon hoger beroep is ingesteld.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken en heeft gehoord de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Artikel 56, tweede lid, van de Uitleveringswet (Uw) verklaart op bevelen van de rechter-commissaris en de rechtbank tot opschorting of schorsing van de vrijheidsbeneming op grond van die wet – voor zover hier van belang – het bepaalde in artikel 87 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
Laatstgenoemd artikel stelt alleen beroep open bij de rechtbank van beslissingen van de rechter-commissaris tot schorsing van de vrijheidsbeneming voor de officier van justitie.
De wet kent geen mogelijkheid van hoger beroep als door de raadsman is ingesteld. De opgeëiste persoon kan daarom niet in dat verzoek worden ontvangen.

De beslissing

Het hof:
VERKLAART de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven op 1 juli 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. H.S.G. Verhoeff en J.L. Bruinsma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de opgeëiste persoon .
Amsterdam, 1 juli 2015,
de advocaat-generaal