ECLI:NL:GHAMS:2015:5754

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
000991-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv na voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 december 2015 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die in 2013 in verzekering was gesteld en voorlopige hechtenis had ondergaan, verzocht om vergoeding van schade die hij zou hebben geleden door deze detentie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aard van de verdenkingen tegen verzoeker en zijn houding tijdens het onderzoek. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek voor een deel van de schade, maar stelde wel een vergoeding voor van € 105,00 voor de schade door de verzekering van feit 2. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor een volledige schadevergoeding, omdat verzoeker zich op zijn zwijgrecht had beroepen en daarmee het onderzoek had bemoeilijkt. Het hof kende verzoeker uiteindelijk een schadevergoeding toe van € 105,00, maar verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor de huurkosten van een auto, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, met de voorzitter die de tenuitvoerlegging van de beschikking beval.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000991-15 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-000869-14
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
Geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989
in deze zaak domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. J.Y. Kuit,
[adres]

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
- 6 dagen verblijf op politiebureau (ad € 105,00 per dag) € 630,00
- 6 dagen verblijf in huis van bewaring (ad € 80,00 per dag)
€ 480,00
€ 1.010,00
(
het hof begrijpt: € 1.110,00).
De advocaat heeft voorts verzocht om vergoeding van de kosten voor de huur van een auto in de periode van 7 tot en met 15 december 2012 alsook een vergoeding voor gederfde inkomsten, nu verzoeker gedurende 12 dagen niet heeft kunnen werken.
- kosten huurauto € 298,79
- loonderving, in raadkamer gesteld op een bedrag van € 437,00

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op
9 december 2015 de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat heeft bij de behandeling in raadkamer een overzicht van de loonkosten van verzoeker aan het hof overgelegd en voorts het verzoek toegelicht en – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het verzoek om schadevergoeding moet worden toegewezen. Verzoeker heeft het recht zich op zijn zwijgrecht te beroepen, zodat dit verzoeker achteraf niet mag worden tegengeworpen. Doordat de auto van verzoeker ten onrechte in beslag is genomen, heeft verzoeker schade geleden. Deze schade dient, zo mogelijk, op grond van artikel 89 Sv te worden vergoed, aldus de advocaat.
De advocaat-generaal heeft bij de behandeling in raadkamer verwezen naar het schriftelijk advies van 30 juli 2015 en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding voor zover dat betrekking heeft op de ten aanzien van feit 1 ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Voor zover verzoeker stelt schade te hebben geleden door de verzekering voor feit 2, concludeert de advocaat-generaal tot toewijzing van een bedrag gelijk aan 1 dag verzekering, ad € 105,00. Ten aanzien van de schade wegens inkomstenderving heeft de advocaat-generaal eveneens geconcludeerd tot afwijzing.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is op 4 december 2013 voor feit 2 in verzekering gesteld op verdenking van - kort gezegd - overtreding van de artikelen 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is op 5 december 2013 in vrijheid gesteld.
Vervolgens is verzoeker op 16 december 2013 voor feit 1 in verzekering gesteld op (eveneens) verdenking van - kort gezegd - overtreding van de artikelen 310 jo. 311 van het Wetboek van Strafrecht, waarna op 18 december 2013 de voorlopige hechtenis van verzoeker voor dit feit is bevolen. Verzoeker is op 24 december 2013 in vrijheid gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Met betrekking tot de ondergane verzekering ten aanzien van feit 1 - van 16 december 2013 tot en met 24 december 2013 - overweegt het hof als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij de beoordeling van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker schadevergoeding toe te kennen, houdt het hof rekening met de destijds bestaande verdenkingen en met de houding van verzoeker.
In zijn beschikking HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566 heeft de Hoge Raad erop gewezen dat bij het billijkheidsoordeel van de rechter omtrent het toekennen van een tegemoetkoming en bij het bepalen van de hoogte daarvan een belangrijke rol kan spelen in hoeverre de verdachte de voorlopige hechtenis "aan zijne eigen houding te wijten heeft". Daarmee citeerde de Hoge Raad uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 90 Sv. Voorts zijn in deze beschikking van de Hoge Raad onder meer de volgende passages weergegeven uit de Memorie van Toelichting bij de wet van 26 juni 1975, Stb. 1975, 341 (waarbij in artikel 89 Sv de term tegemoetkoming is vervangen door schadevergoeding):
"De beoordeling van de vraag of er grond is voor een vergoeding vindt hier immers niet haar antwoord in de onrechtmatigheid van de overheidsmaatregel, maar in het billijkheidsoordeel, nl. de vraag of het redelijk is dat de nadelige gevolgen van de indertijd bestaande verdenking niet voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen. (...)
De thans geldende regeling belet de rechter, door het gebruik van het woord "tegemoetkoming", een volledige vergoeding van de geleden schade toe te kennen. Het ontwerp vervangt deze term door "schadevergoeding", teneinde aan te geven dat, indien de rechter deze billijk acht, algehele vergoeding mogelijk is. Zo'n geval kan zich met name voordoen, indien op iemand door omstandigheden, buiten hem zelf gelegen, zonder dat hem enige schuld treft, de verdenking is gevallen. (...)
De voorgestelde regeling dwingt intussen de rechter niet, in alle gevallen waarin hij voor toekenning aanleiding ziet, de gehele schade voor vergoeding in aanmerking te laten komen."
(Kamerstukken II, 1972, 12 132, nr. 3, p. 3)
Het hof dient aldus de vraag te beantwoorden of het, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, redelijk is dat de nadelige gevolgen van de voorlopige hechtenis – uitgaande van de indertijd gerechtvaardigde verdenking – niet voor rekening van de gewezen verdachte worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen.
Het hof acht het navolgende van belang.
Op 15 december 2013 krijgt de politie omstreeks 21:10 uur te Hoorn een melding van een woninginbraak in Schoorl. De meldster was zojuist thuisgekomen, had drie of vier in het zwart geklede mannen bij haar woning zien wegrennen de struiken in. Om 21:32 uur houdt de politie nabij Schoorl een auto met vier donkergeklede inzittenden aan. Bij controle van de auto worden een tas en een roze spaarpot aangetroffen. In de tas zitten spullen op naam van meldster. Verzoeker is samen met de drie andere inzittenden aangehouden. Vanaf dat moment heeft verzoeker zich op zijn zwijgrecht beroepen dan wel geen wezenlijk inhoudelijke verklaring afgelegd. Dit ondanks de aanwezige hem belastende omstandigheden. Nu een voortvarend onderzoek door de politie naar voor verdachte belastende omstandigheden door de houding van de verdachte is belemmerd, ziet het hof geen gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding voor de door verzoeker als gevolg van de detentie geleden schade.
Nu het hof geen gronden van billijkheid aanwezig acht voor het toekennen van een vergoeding voor de schade die verzoeker stelt te hebben gelden ten gevolge van de ondergane detentie behoeft het verzoek om vergoeding ter zake van gederfde inkomsten geen bespreking meer.
Met betrekking tot de ondergane verzekering ten aanzien van feit 2 - van 4 op 5 december 2013 - acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 105,00. Nu bij de vaststelling van dit forfaitaire bedrag rekening is gehouden met eventuele inkomstenderving ziet het hof geen aanleiding hiervoor een hogere dan wel andere vergoeding toe te kennen.
Het hof zal verzoeker ten aanzien van het verzoek tot vergoeding van de huurkosten van een auto, die verzoeker stelt te hebben gemaakt nadat zijn auto was inbeslaggenomen door de officier van justitie, niet-ontvankelijk verklaren, nu daarvoor een wettelijke grondslag in het strafrecht ontbreekt. Schade ten gevolge van de inbeslagname van een auto valt niet onder de reikwijdte van de artikelen 89, 591 en 591a Sv. Voor analoge toepassing ziet het hof mogelijkheid noch aanleiding.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, voor zover het verzoek vergoeding van de kosten voor de huur van een auto betreft.
Kent ten laste van de Staat aan verzoeker een vergoeding toe van € 105,00 (honderdvijf euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, M.J.G.B. Heutink en J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van
mr. S.A.M. Borg als griffier, is, bij afwezigheid van de griffier, alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 30 december 2015.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 105,00 (honderdvijf euro), te betalen ten laste van de Staat aan verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer NL26 [rekeningnummer] ten name van J.Y. Kuit te Hoorn, onder vermelding van schadevergoeding [verzoeker].
Amsterdam, 30 december 2015.
Mr. J.L. Bruinsma, voorzitter.