In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een huurgeschil tussen [appellant], die optreedt als verhuurder, en [geïntimeerde], de huurder. De huurovereenkomst werd op 30 juli 2013 gesloten voor een periode van zes maanden. De huurder heeft een bedrag van € 1.512,50 betaald voor bemiddelingskosten en een waarborgsom van € 1.250,-. Op 9 december 2013 heeft [appellant], vergezeld door twee anderen, de woning van [geïntimeerde] binnengegaan en heeft hij de huurovereenkomst met geweld en intimidatie beëindigd. De huurder heeft vervolgens schadevergoeding geëist voor de achtergebleven spullen en de onrechtmatige ontruiming. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] als verhuurder moet worden aangemerkt en dat de ontruiming onrechtmatig was. De kantonrechter heeft schadevergoeding toegewezen aan [geïntimeerde] en de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] de beslissing van de kantonrechter bestreden, maar het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de bemiddelingskosten niet redelijk waren en dat de ontruiming onrechtmatig was. Het hof heeft de schadevergoeding voor de achtergebleven spullen bevestigd en de vordering van [appellant] afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en het bedrag van de schadevergoeding verhoogd naar € 4.444,99, met wettelijke rente vanaf 5 maart 2014.