ECLI:NL:GHAMS:2015:4958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
14/00659 en 14/00660
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op beheersactiviteiten in natuurgebied door agrarische ondernemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een agrarische ondernemer, die een gebruiksovereenkomst had gesloten met Natuurmonumenten. De belanghebbende, een veehouder, voerde beheersactiviteiten uit op percelen die eigendom waren van Natuurmonumenten, met als doel de kwaliteit van het natuurgebied Wormer- en Jisperveld te verbeteren. De inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag opgelegd voor het jaar 2007, die aanvankelijk € 2.360 bedroeg, maar na bezwaar was verminderd tot € 1.652. Daarnaast was er een teruggaaf van omzetbelasting verleend voor het jaar 2012, die nader was vastgesteld op € 3.794.

De rechtbank Noord-Holland had de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde het Hof vast dat de door de belanghebbende verrichte beheersactiviteiten als belastbare prestaties moesten worden aangemerkt voor de heffing van omzetbelasting. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende prestaties verrichtte jegens Natuurmonumenten, die de verbruikster van deze prestaties was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vergoedingen die de belanghebbende ontving, niet als onbelaste schadevergoedingen konden worden aangemerkt, maar als vergoedingen voor de geleverde prestaties.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde de hoger beroepen ongegrond. De belanghebbende was niet in haar stellingen geslaagd dat de ontvangen vergoedingen een compensatie vormden voor inkomensverlies door de beperkingen die Natuurmonumenten oplegde. De uitspraak van het Hof is van belang voor de belastingheffing van agrarische ondernemers die betrokken zijn bij natuurbeheer en de vraag of hun activiteiten als belastbare prestaties kunnen worden aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerken 14/00659 en 14/00660
10 november 2015
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
V.o.f. Firma [X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde mr. A.H. Kranendonk (WEA accountants & adviseurs)
tegen de uitspraak in de zaken met nrs. AWB 13/4931 en AWB 13/4932 van de rechtbank Noord-Holland in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

14/00659
1.1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 21 december 2012 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 2.360.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 november 2013 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.652.
14/00660
1.1.2.
De inspecteur heeft bij beschikking van 12 april 2013 voor het jaar 2012 een teruggaaf van omzetbelasting verleend op de voet van artikel 17 van de Wet op de omzetbelasting 1968, ten bedrage van € 3.086.
Bij uitspraak op bezwaar van 5 november 2013 heeft de inspecteur de teruggaaf nader vastgesteld op € 3.794.
1.2.
Bij uitspraak van 22 juli 2014 heeft de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) de door belanghebbende tegen voormelde uitspraken op bezwaar ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.3.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 september 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’:
“1. Eiseres exploiteert een agrarisch bedrijf. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten van eiseres omschreven als “het fokken en houden van melkvee”, “dienstverlening voor het fokken en houden van dieren” en “Veehouderij- en loonwerkbedrijf”. Een deel van de bij eiseres in gebruik zijnde gronden is gelegen in het natuurgebied Wormer- en Jisperveld (hierna: het natuurgebied) en is eigendom van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland (hierna: Natuurmonumenten).
2. Vanaf 1 april 2007 hebben Natuurmonumenten en de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Waterland (hierna: de Natuurvereniging) een samenwerkingsovereenkomst over het beheer van het natuurgebied. De samenwerkingsovereenkomst heeft tot doel voorwaarden te scheppen tot het verbeteren van de kwaliteit van de graslanden als weidevogelbiotoop, het verhogen van de weidevogelstand, het in stand houden van de natuurlijke omstandigheden en het versterken van de positie van de natuur-beherende agrarische bedrijven in het natuurgebied.
3. In dat kader en zoals overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst, heeft Natuurmonumenten gebruiksovereenkomsten gesloten met individuele gebruikers - leden van de Natuurvereniging - over het beheer van stukken grond die bij Natuurmonumenten in eigendom zijn. De gebruikers moeten het beheer uitvoeren op de wijze zoals bepaald in de samenwerkingsovereenkomst. Eiseres is een van de veehouders die in 2007 met Natuurmonumenten een gebruiksovereenkomst heeft gesloten voor de duur van 12 jaren. Eiseres verbindt zich hiermee bepaalde percelen grasland, rietland en water te beheren op de wijze zoals omschreven in de samenwerkingsovereenkomst.
In de gebruiksovereenkomst is - voor zover van belang - vermeld:
“(…)
In aanmerking nemende:
a. Natuurmonumenten is eigenaar van een groot aantal percelen grasland, rietland en water in het natuurreservaat Wormer- en Jisperveld, gelegen in de provincie Noord-Holland;
(…)
d. [X] heeft zich bereid verklaard het beheer van een gedeelte van dit gebied uit te voeren op basis van de door Natuurmonumenten gestelde doelen.
(…)
4 Het beheer
4.1
Er dient zodanig beheer plaats te vinden dat - met behoud van de aanwezige botanische en landschappelijke waarden - de weidevogelstand in het gebied in stand kan blijven en uitbreiding zo mogelijk wordt bevorderd.
4.2
Het beheer dient plaats te vinden met inachtneming van de doelstellingen en voorschriften, zoals vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst.
Voor zover de Samenwerkingsovereenkomst het beheer niet regelt, is Natuurmonumenten bevoegd regels te stellen met betrekking tot bemesting, beweiding en maairegime, alles in het licht van de gestelde doelen.
4.3
[X] zal zich naar beste kunnen inzetten om de gestelde doelen te realiseren.
4.4
Tot het beheer behoort voorts - naast goed graslandbeheer in algemene zin - het reguliere onderhoud en het in stand houden van de afrasteringen, hekken, dammen, duikers, wind-/watermolens, beschoeiing, steigers enzovoort, alsmede het onderhoud van de sloten. De betreffende zaken dienen tenminste in de staat gehouden te worden zoals ze bij de aanvang van het contract aangetroffen zijn. De gebruiker is niet verplicht tot het aanbrengen van verbeteringen, mocht de staat bij aanvang van deze overeenkomst sub-optimaal zijn.
4.5
[X] is bevoegd ten dienste van de beheerdoelstellingen van de betreffende percelen grasland gras of hooi te winnen of deze met eigen vee te beweiden.
4.6
De jacht op de percelen genoemd in art. 3.1 is voorbehouden aan Natuurmonumenten. Natuurmonumenten kan de jacht aan derden vergunnen.
4.7
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is het [X] verboden op de percelen opstallen op te richten of (andere) werken of reclame-uitingen aan te brengen.
4.8
Voor het sluiten van deze overeenkomst is de persoon [X] voor Natuurmonumenten van wezenlijk belang. De overeenkomst is dan ook strikt persoonsgebonden en eindigt bij het overlijden van de gebruiker. (…)
(…)
6 De beheervergoeding
6.1
De vergoeding bedraagt in 2007 € 430,98 per hectare per jaar voor de oppervlakte grasland, € 888,95 per hectare per jaar voor veenmosrietland als aangegeven op de natuurdoelenkaart (bijlage 1) en € 430,98 per ha voor alle overige land. Deze bedragen zijn inclusief eventueel verschuldigde BTW. De vergoeding 2007 geldt voor de werkzaamheden in de contractperiode 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008. Dit stramien geldt ook voor de daaropvolgende jaren.
(…)
7 Niet-nakoming
7.1
Deze overeenkomst dient zeer wezenlijke belangen van Natuurmonumenten, die rechtstreeks voortvloeien uit haar (statutaire) doelstellingen. [X] beseft dat.
(…)”
4. In onderdeel 11. van de samenwerkingsovereenkomst zijn vergoedingen voor de gebruikers vastgesteld. De vergoedingen zijn gebaseerd op de subsidiebedragen die zijn vastgesteld in de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, vanaf 1 januari 2007 Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer genaamd. Voor het natuurgebied ontvangt Natuurmonumenten als eigenaar van de gronden op basis van deze subsidieregeling subsidies. Eiseres ontvangt, zoals neergelegd in de gebruiksovereenkomst, van Natuurmonumenten een vergoeding die overeenkomt met die vergoedingen die genoemd zijn in de samenwerkingsovereenkomst. Natuurmonumenten is niet gehouden een vergoeding te betalen als de overheidssubsidies die Natuurmonumenten ontvangt met meer dan 50% worden gereduceerd.”
2.2.
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof het volgende vast.
2.3.
Tot de stukken van het geding behoort een document met het opschrift:
“Samenwerkingsovereenkomst Wormer- en Jisperveld”, een overeenkomst tussen Natuurmonumenten en de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Waterland, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
(…)
Considerans
(…)
Redenen voor het aangaan van deze overeenkomst zijn:
verbetering van de kwaliteit van de graslanden als weidevogelbiotoop en verhogen van de weidevogelstand in het Wormer- en Jisperveld;
instandhouden van de waarden van brakke graslanden, rietlanden, rietzomen en ruigtezomen;
versterking van de structuur en positie van de natuurbeherende agrarische bedrijven in het veld.
(…)
11. Financiën
11.1
Beheer
a. Voor weidevogelbeheer betaalt Natuurmonumenten de grondgebruikers een vergoeding die gelijk is aan de vergoeding voor het pakket ‘zeer soortenrijk weidevogelgrasland’ van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, vanaf 1 januari Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) genaamd. Deze vergoeding bedraagt in 2007 € 430,98 per ha per jaar.
(…)

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij het volgende heeft overwogen:
“1. De rechtbank stelt voorop dat op verweerder de last rust te bewijzen dat sprake is van een belastbare prestatie.
2. Uit de gebruiksovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres prestaties verricht jegens Natuurmonumenten, welke prestaties bestaan uit het - op de overeengekomen wijze en tegen de overeengekomen vergoeding - beheren van graslanden, rietlanden en wateren, welke toebehoren aan Natuurmonumenten. Er dient zodanig beheer plaats te vinden dat de weidevogelstand in het gebied in stand kan blijven en uitbreiding zo mogelijk wordt bevorderd. In de samenwerkingsovereenkomst en in de gebruiksovereenkomst zijn de door eiseres te verrichten werkzaamheden beschreven. Zoals tot uitdrukking is gebracht in onderdeel 7.1 van de gebruiksovereenkomst dienen de door eiseres uit te voeren beheersactiviteiten de wezenlijke belangen van de particuliere grondeigenaar Natuurmonumenten, welke rechtstreeks voortvloeien uit haar (statutaire) doelstellingen.
3. Gelet op het onder 2 overwogene is sprake van verbruik door Natuurmonumenten van de door eiseres verrichte beheers- en andere activiteiten, alsmede van een vergoeding die in rechtstreeks verband staat met de door eiseres verrichte activiteiten. Het beroep op het arrest van het Hof van Justitie van 29 februari 1996, Mohr, C-215/94 kan eiseres dan ook niet baten. Niet kan worden gezegd dat de onderhavige activiteiten eigen activiteiten van eiseres zijn, die Natuurmonumenten geen voordeel hebben opgeleverd (HR 20 februari 2009, nr. 41 209, V-N 2009/12.14; HR 15 oktober 2004, nr. 39 956, V-N 2004/55.26).
4. De stelling van eiseres dat de van Natuurmonumenten ontvangen betalingen in feite een compensatie vormen voor het inkomensverlies dat eiseres lijdt als gevolg van de beperkingen die Natuurmonumenten aan eiseres oplegt bij de exploitatie van zijn bedrijf, vindt geen steun in de feiten. Uit onderdeel 4.5 van de gebruiksovereenkomst volgt dat de exploitatie van het bedrijf ondergeschikt is aan de door eiseres uit te voeren beheerstaken; eiseres is weliswaar bevoegd van de desbetreffende percelen grasland gras of hooi te winnen of deze met eigen vee te beweiden, maar enkel ten dienste van de beheerdoelstellingen.
5. Eiseres heeft voorts gesteld dat zij niet kan worden vergeleken met de belastingplichtige in de zaak waarin het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2012, nr. 11-00926, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY0942, uitspraak heeft gedaan, omdat eiseres reeds veehouder was en geen loonwerker en tevens omdat eiseres geen tweede overeenkomst weidevogelimpuls heeft gesloten. Deze tweede overeenkomst heeft betrekking op werkzaamheden die veel meer op loonwerk lijken, aldus eiseres. Zowel de belastingplichtige in voornoemde zaak als eiseres verrichten echter werkzaamheden van dezelfde aard op basis van dezelfde samenwerkingsovereenkomst en gebruiksovereenkomst waarvoor een vergoeding wordt ontvangen. De aard van de onderneming maakt dit niet anders. Bovendien volgt uit de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam dat het sluiten van de tweede overeenkomst weidevogelimpuls geen rol heeft gespeeld bij de beoordeling van het geschil. Gelet op voorgaande leidt de stelling van eiseres aldus niet tot een ander oordeel.
6. Tot slot stelt eiseres dat het arrest van de Hoge Raad van 26 augustus 1988, nr. 33625, ECLI:NL:HR:1998:AA2543 van toepassing is. Nu in casu geen sprake is van gelieerde partijen, zoals in die zaak aan de orde, faalt reeds daarom een beroep op gelijkstelling aan dat arrest.
7. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat voor de heffing van omzetbelasting sprake is van een belastbare prestatie.
8. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”

4.Geschil in hoger beroep

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende met de door haar uitgevoerde (beheers)activiteiten een voor de heffing van omzetbelasting belastbare prestatie verricht jegens de Vereniging Natuurmonumenten (hierna ook: Natuurmonumenten). De berekening van de bestreden naheffingsaanslag en teruggaafbeschikking is tussen partijen niet in geschil.

5.Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Uit de aangehaalde gebruiksovereenkomst (zie 2.1) volgt naar ’s Hofs oordeel dat belanghebbende prestaties verricht jegens Natuurmonumenten, welke prestaties bestaan uit het – op de overeengekomen wijze en tegen de overeengekomen vergoeding – beheren van graslanden, rietlanden en wateren, welke toebehoren aan Natuurmonumenten. Zoals tot uitdrukking is gebracht in onderdeel 7.1 van de gebruiksovereenkomst dienen de door belanghebbende uit te voeren beheersactiviteiten de wezenlijke belangen van de particuliere grondeigenaar Natuurmonumenten, welke rechtstreeks voortvloeien uit haar (statutaire) doelstellingen. Natuurmonumenten is daarmee de verbruikster van de prestaties die belanghebbende aan haar verricht.
6.2.
Aan voormeld oordeel doet niet af dat, zoals belanghebbende in hoger beroep onweersproken heeft gesteld, de statutaire doelstellingen van Natuurmonumenten parallellen vertonen met de doelen van de “Subsidieregeling Natuurbeheer 2000”. De omstandigheid dat de doelstellingen van een subsidiegever overeenkomsten vertonen met de doelstellingen van de subsidie-ontvanger (Natuurmonumenten) kan op zichzelf niet tot het oordeel leiden dat personen die in opdracht van de subsidie-ontvanger werkzaamheden verrichten een prestatie verrichten aan de subsidiegever; daarvoor zijn in het bijzonder de rechtsbetrekkingen tussen partijen van belang. Een rechtsbetrekking tussen belanghebbende en de subsidiegever aangaande het onder 6.1 genoemde beheer, is gesteld noch gebleken. In het onderhavige geval maakt Natuurmonumenten gebruik van de prestaties van belanghebbende teneinde zichzelf in staat te stellen om aan door haar jegens derden aangegane verplichtingen te kunnen voldoen.
6.3.
Uit de gebruiksovereenkomst volgt dat belanghebbende de in deze overeenkomst genoemde weidegronden, welke eigendom zijn van Natuurmonumenten, dient te beheren en dat zij blijkens onderdeel 4.5 van de overeenkomst bevoegd is “ten dienste van de beheersdoeleinden van de betreffende percelen grasland gras of hooi te winnen of deze met eigen vee te beweiden”. Het gebruik van de gronden vindt derhalve plaats in het kader van het beheer. De beperkende voorwaarden, met name ten aanzien van de bemesting, verminderen daarbij weliswaar de opbrengst van de gronden, doch nu deze gronden belanghebbende om niet ter beschikking worden gesteld, kan niet worden gezegd dat zij hierdoor schade ondervindt. Veeleer is de terbeschikkingstelling van de gronden te zien als een vergoeding voor de beheerprestaties van belanghebbende, naast de daarvoor in geld toegekende vergoeding. Het Hof verwerpt reeds daarom de stelling van belanghebbende dat de van Natuurmonumenten ontvangen vergoedingen dienen te worden aangemerkt als onbelaste (schade) vergoedingen voor een gemis aan inkomsten als gevolg van de beperkingen die zijn opgelegd voor het gebruik van de gronden.
6.4.
Gelet op het vorenoverwogene is voor de omzetbelasting sprake van belastbare prestaties van belanghebbende aan Natuurmonumenten. Alsdan is tussen partijen niet in geschil dat de vergoeding voor die prestaties op de juiste wijze is vastgesteld.
Slotsom
6.5.
De slotsom is dat de hoger beroepen ongegrond zijn en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en D.B. Bijl, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Jansen als griffier. De beslissing is op 10 november 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.