In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende een leningsovereenkomst. [appellant] had in eerste aanleg gevorderd dat de leningsovereenkomst, die hij had gesloten met [geïntimeerde], rechtsgeldig zou worden vernietigd. De rechtbank Noord-Holland had deze vordering afgewezen, wat [appellant] tot hoger beroep bracht. De leningsovereenkomst betrof een rentevrije lening van € 100.000,= die [appellant] aan [geïntimeerde] had verstrekt voor de aankoop van een woning in Polen. De relatie tussen partijen eindigde in december 2011/januari 2012, waarna [appellant] stelde dat hij niet op de hoogte was van een (intieme) relatie die [geïntimeerde] had met een derde persoon, [A]. Hij voerde aan dat deze informatie essentieel was voor zijn beslissing om de leningsovereenkomst aan te gaan. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] haar mededelingsplicht had geschonden door deze relatie niet te onthullen, wat leidde tot dwaling aan de zijde van [appellant]. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en verklaarde de leningsovereenkomst rechtsgeldig vernietigd, waarbij [geïntimeerde] werd veroordeeld tot terugbetaling van het geleende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.