Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- [nummer 1] , Feestplan, gesloten op 2 oktober 1997;
- [nummer 2] , WinstVerdubbelaar, gesloten op 31 juli 1997;
- verlenging van [nummer 2] , aangegaan op 1 augustus 2002.
Uit een vernietigingsbrief moet - gelet op de vereisten die voortvloeien uit artikel 3:50, eerste lid, BW - blijken om welke rechtshandeling(en) het gaat, dat de echtgenote van de gebondenheid aan die rechtshandeling(en) bevrijd wil zijn en waarom de echtgenote meent daartoe gerechtigd te zijn. Het hof is van oordeel dat in de brief van 3 februari 2003 aan die vereisten is voldaan. In deze brief noemt [X] weliswaar slechts drie leaseovereenkomsten met naam en nummer maar zij begint die opsomming met “voor zover ik kan nagaan”. In de brief beroept zij zich op de vernietigingsgrond voor “alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten”. Niet valt in te zien waarom met de geciteerde zinsnede voor Dexia niet voldoende duidelijk was dat de vernietiging betrekking had op alle door [appellant] afgesloten verlieslatende overeenkomsten. In het navolgende zal het hof er dan ook vanuit gaan dat [X] bij brief van 3 februari 2003 ook de onderhavige leaseovereenkomsten heeft willen vernietigen.