Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de belaste inkomsten niet te hoog zijn vastgesteld.
Verweerder betoogt dat moet worden uitgegaan van de bruto bruto gage van € 38.007 en eiseres meent dat een winst van € 32.126 tot uitgangspunt moet worden genomen.
Eiseres heeft daarop een bedrag van € 6.854 aan kosten in aftrek gebracht. Verweerder heeft daarvan een gedeelte, groot € 2.184 als aftrekbare kosten geaccepteerd, omdat de overige kosten privé-uitgaven betroffen. Nu eiseres tegen deze correctie noch in bezwaar noch in beroep grieven heeft aangevoerd, zal de rechtbank verweerder hierin volgen.
Voorts heeft eiseres, voor zover thans nog van belang de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling geclaimd. Met betrekking tot deze twee ondernemersfaciliteiten geldt het volgende.
De artikelen 3.76 en 3.79a van de Wet 2001 bepalen dat de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling gelden voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. Op grond van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt – voor zover van belang – onder het urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. De bewijslast dat is voldaan aan het urencriterium berust bij eiseres. Eiseres heeft daartoe een spreadsheet met een overzicht van per week aan de onderneming besteedde uren overgelegd. Het dossier bevat thans (en na tardief-verklaring van de ter zitting meegebrachte stukken) geen onderbouwing met betrekking tot deze uren. Niet in geschil is dat eiseres dit overzicht jaren nadien heeft gereconstrueerd aan de hand van onder meer haar agenda. De rechtbank is van oordeel dat louter dit overzicht onvoldoende controleerbaar is en acht eiseres daarmee niet geslaagd aannemelijk te maken dat zij de daarop genoteerde uren metterdaad ten behoeve van de onderneming heeft gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank dat eiseres niet aan het urencriterium voldoet, brengt met zich dat zij niet in aanmerking komt voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling.
Tot slot is niet in geschil dat eiseres in 2008 een bedrag van € 16.987 aan inkomsten uit vroegere dienstbetrekking heeft genoten en dat recht bestaat op een aftrek eigen woning van € 5.455.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening van het belastbaar inkomen. De rechtbank gaat daarbij gemakshalve uit van de door eiseres voorgestane winst van € 32.126.
Saldo fiscale winst € 29.942
Inkomsten vroegere dienstbetrekking € 16.987
Eigen woning
€ 5.455 -/-
Belastbaar inkomen box 1 € 41.474
Nu deze berekening al leidt tot een hoger belastbaar inkomen dan het belastbaar inkomen van € 41.285 waarop de in geding zijnde aanslag is gebaseerd, laat de rechtbank in het midden of een bedrag aan winst van € 32.126 dan wel van € 38.007 tot uitgangspunt moet worden genomen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld.