ECLI:NL:GHAMS:2015:3797

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
23-003501-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Kinderopvangtoeslagfraude met valselijk opgemaakte aanvragen en inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2014. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van Kinderopvangtoeslagfraude. De tenlastelegging omvatte onder andere het valselijk opmaken van aanvragen voor kinderopvangtoeslag en het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens aan de Belastingdienst. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 februari 2008 tot en met 23 april 2013, in verschillende gemeenten in Nederland, samen met anderen of alleen, de Belastingdienst heeft misleid door valse documenten in te dienen. Hierdoor heeft zij onterecht een bedrag van ongeveer 239.476 euro ontvangen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting, valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft het hof de straffen bevestigd, maar benadrukt dat de verdachte jarenlang opzettelijk heeft gefraudeerd en dat haar handelen aanzienlijke schade heeft toegebracht aan de samenleving. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003501-14
Datum uitspraak: 5 augustus 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-845041-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2008 tot en met 23 april 2013 te Vlaardingen en/of Dordrecht en/of Geldrop(gemeente Geldrop-Mierlo) en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvra(a)g(en) Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (D20, D 21 en D22) en (een) wijziging(en) op die aanvra(a)g(en) bij de Belastingdienst ingediend,
inhoudende (onder meer) dat een of meer van haar kind(eren), te weten [kind 1] en/of [kind 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] en/of [kind 5] gebruik maakt(en) van kinderopvang en/of een aantal uren per maand in een kinderopvanginstelling werd(en) opgevangen en/of bij een gastouder verble(e)f(ven) voor een aantal uur per week/maand en/of dat verdachte door te werken en/of het volgen van onderwijs voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag,
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de verdachte/ de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst/Dienst Toeslagen is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) ten bedrage van ongeveer 239.476,- euro, althans enig geldbedrag;
2:
zij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2008 tot en met 23 april 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of te Vlaardingen en/of te Dordrecht, althans in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Wet AWIR),
(telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst Toeslagen,
immers heeft verdachte (telkens) verzuimd aan de Belastingdienst te melden dat de door haar op de aanvra(a)g(en) Kinderopvangtoeslag en/of de op de voorschotbeschikking(en) vermelde kinderen geen kinderopvang (meer) genoten, waardoor over het jaar/de jaren 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 door de Belastingdienst (Toeslagen) uitbetalingen zijn gedaan op de bankrekening van verdachte en/of bankrekeningen waarover zij beschikkingsbevoegd was, waarop zij, verdachte, geen recht had,
terwijl ze wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar of een anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar recht op een (voorschot) kinderopvangtoeslag op grond van de Wet Kinderopvang, dan wel voor de hoogte of de duur van de voornoemde verstrekking of tegemoetkoming,
zulks terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander;
3:
zij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 februari 2008 tot en met 23 april 2013 te Vlaardingen en/of Dordrecht en/of Geldrop(gemeente Geldrop-Mierlo) en/of te Heerlen, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (een) jaaropgave(n)(D1 t/m D10), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) op de jaaropgave(n) valselijk en in strijd met de waarheid vermeld dat haar kind(eren) opvang in een kindercentrum/kinderopvang/gastouder heeft/hebben genoten, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4:
zij in of omstreeks de periode van 21 april 2008 tot en met 23 april 2013 te Geldrop en/of te Vlaardingen en/of te Dordrecht, althans in Nederland, een voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 132.876 althans een geldbedrag van 86.102 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte (onder meer):
- een of meer geldbedragen, in elk geval enig geldbedrag, contant heeft betaald voor een vakantie op Curacao;
- een of meer schuld(en) betaald;
- boodschappen betaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof deels tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij in de periode van 27 februari 2008 tot en met 23 april 2013 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het teniet doen van een inschuld,
immers heeft verdachte telkens - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten valselijk opgemaakte (elektronische) aanvragen Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag en wijzigingen op die aanvraag bij de Belastingdienst ingediend,
inhoudende dat haar kinderen, te weten [kind 1] en [kind 2] en [kind 3] en [kind 4] en [kind 5] gebruik maakten van kinderopvang en een aantal uren per maand in een kinderopvanginstelling werden opgevangen en/of bij een gastouder verbleven voor een aantal uur per maand en dat verdachte door het volgen van onderwijs voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag,
waardoor verdachte de suggestie heeft gewekt dat de verdachte recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst/Dienst Toeslagen is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslagen ten bedrage van ongeveer 132.000,- euro.
2:
zij in de periode van 28 februari 2008 tot en met 23 april 2013 in Nederland, in strijd met de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Wet AWIR),
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst Toeslagen,
immers heeft verdachte verzuimd aan de Belastingdienst te melden dat de door haar op de aanvragen Kinderopvangtoeslag en de op de voorschotbeschikkingen vermelde kinderen geen kinderopvang (meer) genoten, waardoor over de jaren 2008 en 2009 en 2010 en 2011 door de Belastingdienst (Toeslagen) uitbetalingen zijn gedaan op de bankrekening van verdachte en bankrekeningen waarover zij beschikkingsbevoegd was, waarop zij geen recht had,
terwijl ze wist dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking, te weten haar recht op een (voorschot) kinderopvangtoeslag op grond van de Wet Kinderopvang,
zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf.
3:
zij in de periode van 27 februari 2008 tot en met 23 april 2013 in Nederland, jaaropgaven (D1 t/m D06), zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte op de jaaropgaven valselijk en in strijd met de waarheid vermeld dat haar kinderen opvang in een kindercentrum/kinderopvang/gastouder hebben genoten, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
4:
zij in de periode van 21 april 2008 tot en met 23 april 2013 in Nederland, geldbedragen van in totaal 86.012 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl zij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte:
-betaald voor een vakantie op Curaçao,
-schulden betaald,
-boodschappen betaald.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een haar krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1,2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair
120 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman en de verdachte hebben zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld
dat de straf, zoals opgelegd in eerste aanleg, te zwaar is. Ter onderbouwing van dit standpunt is - kort samengevat - naar voren gebracht dat de verdachte bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk haar kinderen, uitkering en woning zal verliezen. De raadsman heeft het hof in dit kader verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen gecombineerd met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, overeenkomstig het door de Reclassering op 30 april 2015 uitgebrachte advies.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich jarenlang willens en wetens schuldig gemaakt aan het oplichten van de Belastingdienst door aanvragen Kinderopvangtoeslag en wijzigingen daarop bij de Belastingdienst in te dienen, terwijl zij geen recht had op die toeslag. Om de oplichting te kunnen plegen en voortzetten heeft de verdachte, toen de Belastingdienst geld begon terug te vorderen, een veelvoud aan documenten vervalst om aan te tonen dat haar kinderen wel opvang hadden genoten. Het geldbedrag dat zij vervolgens onterecht van de Belastingdienst heeft ontvangen, heeft zij naar eigen inzicht besteed. Daarmee heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het witwassen van de door die oplichting verkregen geldbedragen.
Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat zij de Belastingdienst, en daarmee ook de samenleving, aanzienlijk (financieel) nadeel heeft toegebracht. De verdachte heeft door haar handelen op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en/of te studeren door hun kinderen buitenshuis te laten opvangen en daarvoor op eenvoudige wijze een toeslag te verkrijgen.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen zijn of worden opgelegd. Als uitgangspunt heeft dan te gelden, gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden.
Voorts is de verdachte, blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 juli 2015, eerder, in 2006, in verband met medeplichtigheid aan een oplichting onherroepelijk veroordeeld.
Anders dan de verdachte en haar raadsman, is het hof van oordeel dat in zaken als de onderhavige niet kan worden volstaan met enkel de oplegging van een taakstraf en een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf. In beginsel is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang en hoger dan in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden. Ondanks het feit dat de verdachte de zorg over vijf kinderen heeft, kan in dit geval alleen recht worden gedaan aan de zwaarte van de feiten door de oplegging van - ten minste ook - een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft het hof gelet op de duur van de fraude, de hoogte van het daarmee ontvangen bedrag en de wijze waarop de verdachte daarbij te werk is gegaan. Verdachtes persoonlijke omstandigheden in aanmerking nemende en gelet op de omstandigheid dat zij zich thans bewust is van de laakbaarheid van haar handelen, zal het hof volstaan met de oplegging van de straffen zoals deze door de rechtbank zijn opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 227b, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. S. Clement en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 augustus 2015.
Mr. Helmers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]