In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft de ontruiming van panden aan de Passeerdersgracht en de daaruit voortvloeiende verstoring van de openbare orde op 5 juli 2011. De verdachte, geboren in Israël, werd beschuldigd van deelname aan een samenscholing en het niet opvolgen van vorderingen van de politie. Tijdens de demonstratie werden vorderingen gedaan door de politie om de groep te disperseren, maar de verdachte en haar mededaders gaven hier geen gehoor aan. Het hof heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld, waarbij het verweer van de verdediging werd verworpen. Het hof oordeelde dat de samenkomst niet als een manifestatie in de zin van de Wet openbare manifestaties kon worden aangemerkt, maar dat de gedragingen van de aanwezigen onder de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vielen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete en een dag hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.