ECLI:NL:HR:2024:844

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
23/04590
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam in het kader van protestactie

Op 11 juni 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/04590 H, waarin een aanvraag tot herziening is behandeld. De aanvraag tot herziening is ingediend door W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, namens de aanvraagster, die in 1985 is geboren. De aanvraag is gebaseerd op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 november 2023, waarin is vastgesteld dat de strafrechtelijke vervolging en veroordeling van de aanvraagster in verband met haar betrokkenheid bij een protestactie tegen de ontruiming van een kraakpand, een schending opleveren van haar recht op vrijheid van vreedzame vergadering, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraagster was eerder op 31 augustus 2015 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008, met een geldboete en subsidiaire hechtenis als straf. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard en de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Deze beslissing is genomen in samenhang met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waaronder HR:2017:669 en HR:2024:843.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04590 H
Datum11 juni 2024
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 augustus 2015, nummer 23-002922-13, ingediend door W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam,
namens
[aanvraagster],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de aanvraagster.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager op 31 augustus 2015 veroordeeld voor “Overtreding van artikel 2.2 lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008” en “Overtreding van artikel 2.2 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008” tot twee geldboetes, elk van € 50, telkens subsidiair 1 dag hechtenis. Deze overtredingen zijn volgens de bewezenverklaring gepleegd op 5 juli 2011. Het cassatieberoep tegen de uitspraak van het hof is door de Hoge Raad verworpen bij arrest van 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:669.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) van 21 november 2023, nr. 57307/17, waarin is vastgesteld dat artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

3.1
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak op de voet van art. 472 lid 1 Sv, in verbinding met art. 471 lid 1 Sv, zal verwijzen naar een ander gerechtshof, opdat de zaak opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3.2
De raadsman van de aanvrager heeft daarop schriftelijk gereageerd.

4.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag is gegrond. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/04588 H, ECLI:NL:HR:2024:843.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het gerechtshof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof Den Haag, om – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juni 2024.